H. Paus Johannes Paulus II - 25 maart 1987
Bijzonder welsprekend is vanuit dit gezichtspunt de tekst van het evangelie van Johannes die ons Maria toont op de bruiloft van Kana. Maria verschijnt er als de Moeder van Jezus aan het begin van zijn openbare leven: ”Er was een bruiloft te Kana in Galilea, waarbij de moeder van Jezus aanwezig was. Jezus en zijn leerlingen waren eveneens op die bruiloft uitgenodigd” (Joh. 2, 1-2). Uit de tekst lijkt te blijken dat Jezus en zijn leerlingen uitgenodigd waren samen met Maria, als het ware vanwege haar aanwezigheid op dat feest: de Zoon lijkt uitgenodigd vanwege de moeder. Het vervolg van de gebeurtenissen die verbonden zijn met die uitnodiging is bekend, dat “begin van de tekenen” die Jezus deed – het water veranderde in wijn – dat de evangelist doet zeggen: Jezus ”openbaarde zijn heerlijkheid en zijn leerlingen geloofden in hem” (Joh. 2, 11).
Maria is te Kana in Galilea aanwezig als Moeder van Jezus en draagt op veelbetekenende wijze bij tot dat ”begin van de tekenen” die de messiaanse macht van haar Zoon openbaren. Zie: ”Toen de wijn opraakte zei de Moeder van Jezus tot Hem: ‘Ze hebben geen wijn meer’. Jezus zei tot haar: ‘Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen’” (Joh. 2, 3-4). In het evangelie van Johannes betekent dat ”uur” het moment dat door de Vader is vastgesteld en waarop de Zoon zijn werk vervult en verheerlijkt moet worden Vgl. Joh. 7, 30 Vgl. Joh. 8, 20 Vgl. Joh. 12, 23.27 Vgl. Joh. 13, 1 Vgl. Joh. 17, 1 Vgl. Joh. 19, 27 . Ook al lijkt het antwoord van Jezus aan zijn moeder te klink weigering (vooral als men meer van Jezus aan zijn moeder te klinken als een weigering (vooral als men meer dan naar de vraag kijkt naar die besliste verklaring: ”Nog is mijn uur niet gekomen”), toch wendt Maria zich tot de bedienden en zegt hun: ”Doet maar wat Hij u zal zeggen” (Joh. 2, 5) Dan beveelt Jezus de bedienden om de kruiken met water te vullen en het water wordt wijn, betere dan de wijn die eerst aangeboden was aan de gasten van het bruiloftsmaal.
Welke diepe verstandhouding is er geweest tussen Jezus en zijn moeder? Hoe het mysterie van hun intieme geestelijke eenheid te peilen? Maar het feit is welsprekend. Het is zeker dat zich reeds in die gebeurtenis vrij duidelijk de nieuwe dimensie, de nieuwe zin van het moederschap van Maria aftekent. Dit heeft een betekenis die niet uitsluitend besloten ligt in de woorden van Jezus en in de verschillende episoden die door de synoptici weergegeven (Lc. 11, 27-28)(Lc. 8, 19-21)(Mt. 12, 46-50)(Mc. 3, 31-35). In deze teksten wil Jezus vooral het moederschap dat voortvloeit uit het feit zelf van de geboorte stellen tegenover wat dit ”moederschap” (zoals het ”broeder-zijn”) moet zijn in de dimensie van het Rijk Gods, in de heilbrengende uitstraling van het vaderschap van God. In de johanneïsche tekst tekent zich daarentegen in de beschrijving van de gebeurtenissen van Kana af wat zich concreet manifesteert als dit nieuwe moederschap naar de geest en niet alleen maar naar vlees, ofwel de zorg van Maria voor de mensen, naar wie zij toekomt in heel het wijde gamma van hun noden en behoeften. Te Kana in Galilea toont zich slechts een concreet, schijnbaar klein en onbeduidend aspect van de menselijke behoeftigheid (”Zij hebben geen wijn meer”). Maar het heeft symbolische waarde. Dat tegemoetkomen aan de noden van de mensen betekent tegelijk dat zij hen binnenleidt in de straal van de messiaanse zending en van de heilbrengende macht van Christus. Er is dus een bemiddeling: Maria plaatst zich tussen haar Zoon en de mensen in de werkelijkheid van hun ontberingen, armoede en lijden.
Zij plaatst zich “midden tussen”, d.w.z. zij wordt middelares, niet als een vreemdelinge maar in haar positie van moeder, zich ervan bewust dat zij als zodanig in staat is – zelfs ”het recht heeft” - om de noden van de mensen aan de Zoon voor te leggen. Haar middelaarschap heeft dus het karakter van tussenkomst: Maria ”komt tussenbeide” voor de mensen. En niet alleen dit als moeder verlangt zij ook dat de messiaanse macht van de Zoon zich openbaart ofwel zijn heilsmacht die erop gericht is de mens te hulp te komen in zijn ongeluk, hem te bevrijden van het kwaad dat in verschillende vormen en graden zijn leven bezwaart. Juist zoals de profeet Jesaja voorspeld had van de Messias in de befaamde tekst waarop Jezus zich beroepen heeft ten overstaan van zijn stadgenoten van Nazareth: ”Om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken en aan blinden dat zij zullen zien . . .” Vgl. Lc. 4, 18 .
Een ander wezenlijk element van deze moederlijke taak van Maria vindt men in de woorden die zij tot de bedienden gericht heeft: ”Doet maar wat Hij u zeggen zal”. De Moeder van Christus treedt op voor de mensen als woordvoerster van de wil van de Zoon, als degene die de vereisten aangeeft waaraan voldaan moet worden, opdat de heilsmacht van de Messias zich kan openbaren. Dank zij de tussenkomst van Maria en de gehoorzaamheid van de bedienden begint Jezus te Kana ”zijn uur”. Te Kana blijkt dat Maria in Jezus gelooft: haar geloof geeft aanleiding tot zijn eerste ”teken” en draagt bij tot het opwekken van het geloof van de leerlingen.