• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

Er is nog een ander aspect van de menselijke arbeid, dat tevens zijn wezenlijke dimensie betekent, en dat diep doordrongen is van de spiritualiteit die op het Evangelie steunt. Alle arbeid – zowel handen- als geestesarbeid – is wezenlijk verbonden met afmatting. Het boek Genesis drukt dit op zeer indringende manier uit, als het de oorspronkelijke zegening van de arbeid, die reeds opgesloten ligt in het mysterie van de schepping en die samenhangt met de verheffing van de mens als beeld van God, tegenover de vervloeking stelt die de zonde met zich heeft meegebracht: door die zonde “zal de grond vervloekt zijn omwille van u! Zwoegend zult gij van hem eten, alle dagen van uw leven”. (Gen. 3, 17) Deze arbeid en smart wijzen de weg aan die het menselijk leven op aarde zal gaan en bevatten de boodschap van de dood: “In het zweet zult ge werken voor uw brood, tot gij terugkeert naar de grond, waaruit gij zijt genomen...” (Gen. 3, 19) Als een echo herhaalt de schrijver van één van de Wijsheidsboeken deze woorden: “Maar toen ik terugzag op alles wat ik gepresteerd had en op al de moeite die mij dat gekost had, stelde ik vast: het is allemaal ijdel en grijpen naar de wind.” (Pred. 2, 11) Er is werkelijk geen mens op aarde die deze woorden niet op zichzelf kan toepassen.

In zekere zin spreekt het Evangelie zich ook hierover uit als zijn laatste woord in het Paasmysterie van Jezus Christus. Ook hier kan men een antwoord vinden op deze zo ernstige vragen over de spiritualiteit van de menselijke arbeid. Want in het Paasmysterie vindt men het kruis van Christus, zijn gehoorzaamheid tot de dood, die de apostel Paulus stelt tegenover de ongehoorzaamheid die van het begin af aan de geschiedenis van de mens op aarde tot een last heeft gemaakt. Vgl. Rom. 5, 19 Dit mysterie omvat ook de verheffing van Christus, die via de dood aan het kruis bij de verrijzenis naar zijn leerlingen terugkeert met de macht van de heilige Geest.

Het zweet en de afmatting die de arbeid wezenlijk met zich meebrengt in de huidige situatie waarin de mens zich bevindt, geven aan de christen en zelfs aan ieder mens die geroepen is om Christus te volgen, de mogelijkheid om door de liefde deel te nemen aan het werk dat Christus is komen verrichten. Vgl. Joh. 17, 4 Dit heilswerk komt tot stand door middel van het lijden en de dood aan het kruis. Daarom werkt de mens die de afmatting van de arbeid samen met de voor ons aan het kruis genagelde Christus draagt, in zekere zin met de Zoon van God mee aan de verlossing van het menselijk geslacht. Hij toont zich bovendien een ware leerling van Jezus in het dagelijks dragen van zijn kruis Vgl. Lc. 9, 23 in de werkzaamheden die hij volgens zijn bestemming moet verrichten.

Christus onderging “voor ons allen, zondaars,... de dood en door zijn voorbeeld leert Hij, dat men ook het kruis moet dragen dat het vlees en de wereld op de schouders leggen van hen die vrede en rechtvaardigheid zoeken”. Maar tegelijkertijd is Hij “door zijn verrijzenis... Heer geworden, de Christus, aan wie alle macht is gegeven in de hemel en op aarde. Door de invloed van zijn Geest werkt Hij nu in de harten van de mensen en... bezielt, zuivert en versterkt Hij ook die edelmoedige gesteldheid waarin de mensheid poogt haar eigen bestaan nog meer menselijk te maken en de gehele wereld aan dit doel ondergeschikt te maken”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38

In de menselijke arbeid vindt de christen een deeltje van het kruis van Christus en aanvaardt hij dit in dezelfde geest waarin Christus zijn kruis voor ons heeft aanvaard. Dank zij het licht dat uit de verrijzenis van Christus tot ons doordringt, nemen wij altijd een licht waar van het nieuwe leven, van nieuwe waarden, dat als het ware “nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” (2 Pt. 3, 13) aankondigt, waaraan de mens en de wereld via de afmatting van de arbeid deelhebben: dóór deze afmatting en nooit zonder haar. Aan de ene kant bevestigt dit de noodzaak van het kruis in de spiritualiteit van de menselijke arbeid, aan de andere kant ontspringt in dit kruis en deze afmatting een nieuwe waarde, die haar oorsprong vindt in de arbeid zelf: in de arbeid die totaal en in al zijn aspecten doorschouwd is, maar nooit zonder deze arbeid.

Is deze nieuwe waarde – vrucht van de menselijke arbeid – al niet een klein deeltje van die “nieuwe aarde”, waar gerechtigheid woont? Vgl. 2 Pt. 3, 13 Maar wat is de band met de verrijzenis van Christus, als het waar is dat de veelvuldige afmatting van de menselijke arbeid een deeltje is van het kruis van Christus? Ook op deze vraag probeert het concilie een antwoord te geven in het licht van de bronnen zelf van het geopenbaarde woord: “Wel worden wij vermaand, dat het de mens niets baat, als hij de hele wereld wint, maar zichzelf verliest. Vgl. Lc. 9, 25 Toch moet de verwachting van een nieuwe aarde de bezorgdheid om deze aarde uit te bouwen niet afzwakken, maar eerder aanwakkeren; want hier groeit dat lichaam van de nieuwe mensenfamilie dat al in staat is om enigermate een voorafschaduwing van het eindrijk te geven. Al moet de aardse vooruitgang dus zorgvuldig worden onderscheiden van de groei van het rijk van Christus, toch is hij in het rijk van God ten zeerste betrokken, in zoverre hij kan bijdragen tot een betere ordening van de mensengemeenschap.” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 39

In deze beschouwingen over de menselijke arbeid heb ik geprobeerd alles naar voren te brengen wat noodzakelijk lijkt, omdat door de arbeid niet alleen de “vruchten van... onze inspanning” op aarde verdubbeld moet worden, maar ook de menselijke waardigheid, de broederlijkheid en de vrijheid. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 39 Het is nodig dat iedere christen die het woord van de levende God hoort en die arbeid met gebed verenigt, weet welke plaats zijn arbeid uiteindelijk inneemt, niet alleen in de aardse vooruitgang, maar ook in de groei van het rijk van God, waartoe wij allen geroepen worden door de kracht van de heilige Geest en de woorden van het Evangelie.

Nu ik deze beschouwing afsluit, verleen ik graag en met al mijn liefde mijn apostolische zegen, de voorbode van hemelse gaven en hulp, aan u, eerbiedwaardige broeders, en beminde zonen en dochters.

Deze encycliek, die volgens mijn bedoeling op 15 mei jl. gepubliceerd had moeten worden, bij de negentigste verjaardag van de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891)
, heb ik pas na mijn vertrek uit het ziekenhuis de definitieve eindredactie kunnen geven.

Gegeven te Castel Gandolfo, 14 september, op het feest van de Kruisverheffing, in het jaar 1981, het derde van mijn pontificaat.

JOHANNES PAULUS II

Document

Naam: LABOREM EXERCENS
Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum
Soort: H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Auteur: H. Paus Johannes Paulus II
Datum: 14 september 1981
Copyrights: © 1985, Stg. Verkondiging, Roermond
Bewerkt: 13 mei 2021

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2025, Stg. InterKerk, Schiedam, test