In de loop van dit proces – de diagnose van de objectieve sociale werkelijkheid en de leer van de Kerk op het gebied van de ingewikkelde en veelzijdige sociale kwestie – komt vanzelfsprekend herhaaldelijk
de kwestie van de menselijke arbeid naar voren. Deze kwestie is immers in bepaalde opzicht een
zekere en constante factor zowel van het sociale leven als van de leer van de Kerk. Overigens is in deze leer van de Kerk de aandacht voor deze kwestie van veel oudere datum en blijft niet beperkt tot de laatste negentig jaren. Want in feite vindt deze leer van de Kerk haar oorsprong in de heilige Schrift, te beginnen in het boek
Genesis, maar vooral in het Evangelie en de geschriften van de apostelen. De Kerk heeft al sinds de eerste eeuwen de kwestie van de arbeid bij haar leer over de mens en het sociale leven betrokken, en wel op bijzondere wijze in haar leer over de sociale moraal, al naar gelang de behoeften van de verschillende tijdperken. De pausen hebben deze schat van de traditie als een erfdeel aanvaard en ontwikkeld in uiteenzettingen over de moderne sociale kwestie, vooral door de encycliek
Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891). Bij de behandeling van deze kwestie is het probleem van de arbeid steeds dieper onderzocht en aan nieuwe tijden aangepast, onder handhaving van die christelijke grondslag van de waarheid die tijdloos genoemd kan worden.
Als ik in dit document opnieuw deze kwestie uiteenzet – evenwel zonder de bedoeling alle punten ervan aan te roeren – doe ik dit minder om samen te vatten en te herhalen wat al in de leer van de Kerk vervat ligt, dan wel om – misschien openlijker dan in het verleden gebeurd is – aan te tonen dat de menselijke arbeid de kern, waarschijnlijk de wezenlijke kern is van de hele sociale kwestie, als wij deze werkelijk proberen te zien als een dienst aan het welzijn van de mens. Als de oplossing – of liever de geleidelijke oplossing – van de sociale kwestie, die telkens weer opdoemt en steeds ingewikkelder wordt, gezocht moet worden in de richting van “het leven van de mens menselijker te maken” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 38 krijgt die kern, de menselijke arbeid, een fundamentele en beslissende betekenis.