H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1981
In de jaren die ons scheiden van de publicatie van de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) heeft de sociale kwestie onophoudelijk in de aandacht van de Kerk gestaan. Dit bewijzen de vele documenten van het leergezag die uitgevaardigd zijn door de pausen en door het Tweede Vaticaans Concilie, uitspraken van de afzonderlijke bisschoppenconferenties en de activiteit van de verscheidene centra voor studie en voor praktische apostolische initiatieven, zowel op internationaal plan als binnen de grenzen van plaatselijke kerken. Het is moeilijk hier in detail alle uitingen van de religieuze betrokkenheid van de Kerk en van christenen bij de sociale kwestie op te sommen, omdat ze te talrijk zijn. Als resultaat van het concilie fungeert op dit terrein als voornaamste coördinerend instituut de Pauselijke Commissie “Justitia et Pax”, die overeenkomstige organen heeft binnen de afzonderlijke bisschoppenconferenties.
De naam van dit instituut is veelbetekenend: hij geeft aan dat de sociale kwestie in haar hele ingewikkelde dimensie behandeld moet worden. Want de plicht om de rechtvaardigheid in stand te houden moet nauw samengaan met de taak om de vrede in de moderne wereld te handhaven. Deze tweevoudige taak vindt zeker steun in de pijnlijke ervaring van de twee grote oorlogen die in de hele wereld gewoed hebben; door deze rampen zijn in deze negentig jaren veel streken zowel in Europa als zeker gedeeltelijk in andere continenten in grote beroering gebracht. Deze tweevoudige taak vindt, vooral sinds de Tweede Wereldoorlog, een aansporing in de vrees voor een kernoorlog die voortdurend de mensen benauwt en in het toekomstbeeld van een verschrikkelijke zelfvernietiging van de mensheid die hieruit voortvloeit.
Als wij de hoofdlijn van de ontwikkeling van deze documenten van het hoogste kerkelijk leergezag volgen, vinden wij hierin een nadrukkelijke bevestiging van juist deze wijze van probleemstelling. Wat de wereldvrede betreft, ligt de kern van de zaak vervat in de encycliek H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Pacem in Terris
Vrede op aarde
(11 april 1963) van Johannes XXIII. Als men evenwel de ontwikkeling van de kwestie van de sociale rechtvaardigheid bestudeert, moet men dit vaststellen: in de periode tussen Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) en Paus Pius XI - Encycliek
Quadragesimo Anno
Over de aanpassing van de sociale orde
(15 mei 1931) van Pius XI concentreert de leer van de Kerk zich voornamelijk op de juiste oplossing van het zogenaamde arbeidersprobleem binnen de afzonderlijke naties; in de hierop volgende periode breidt deze leer haar horizon uit, zodat ze de hele wereld omvat. De ongelijke verdeling van rijkdom en armoede en het feit dat sommige landen en continenten ontwikkeld zijn en andere gebrek lijden, vereisen een gelijkschakeling en een zoeken naar wegen die leiden naar een rechtvaardige groei van de welvaart voor allen. In deze richting gaat de leer in de encycliek H. Paus Johannes XXIII - Encycliek
Mater et Magistra
Moderne ontwikkeling van het sociale leven en de christelijke beginselen
(15 mei 1961) van Johannes XXIII, in de pastorale constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Gaudium et Spes
Over de Kerk in de wereld van deze tijd
(7 december 1965) van het Tweede Vaticaans Concilie en in de encycliek H. Paus Paulus VI - Encycliek
Populorum Progressio
Over de ontwikkeling van de volken
(26 maart 1967) van Paulus VI.
De richting waarin de leer en de op het terrein van de sociale kwestie ondernomen activiteit van de Kerk zich ontwikkeld hebben, loopt volkomen parallel met de objectieve erkenning van de stand van zaken. In het verleden kreeg vooral de “klassenkwestie” de aandacht als centraal punt in de oplossing van dit probleem, maar de laatste tijd valt de nadruk op de “wereldkwestie”. Zo wordt niet alleen de klassenkwestie in overweging genomen, maar ook de hele kwestie van de ongelijkheid en onrechtvaardigheid in de hele wereld, en zo niet alleen de klassendimensie, maar ook de wereldwijde dimensie van verplichtingen om de weg in te slaan naar het tot stand brengen van de rechtvaardigheid in de moderne wereld. Een totale analyse van de wereldsituatie op dit moment toont ook op meer fundamentele en alomvattende wijze de betekenis van de vroegere analyse van sociaal onrechtvaardige omstandigheden; deze betekenis moet ook gegeven worden aan pogingen om rechtvaardigheid op aarde tot stand te brengen, waarbij geen onrechtvaardige structuren verborgen mogen blijven, maar waarbij de eis voorop staat dat deze op een meer universeel niveau onderzocht en veranderd worden.