H. Paus Johannes Paulus II - 14 september 1981
Omdat het 15 mei van dit jaar (1981) negentig jaar geleden was dat de grote paus Leo XIII, die zo uitstekend de “sociale kwestie” behandelde, de encycliek van beslissend belang publiceerde die met de woorden Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) begint, wil ik dit document aan de menselijke arbeid wijden, en nog meer aan de mens zelf die op dat grote terrein staat van de werkelijke arbeidsverrichting. Als, zoals ik gezegd heb in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptor Hominis
De Verlosser van de mensen
(4 maart 1979), die ik bij het begin van mijn ambt op de zetel van Sint Petrus in Rome gepubliceerd heb, de mens de “eerste en fundamentele weg voor de Kerk” is, H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De Verlosser van de mensen, Redemptor Hominis (4 mrt 1979), 14 en wel vanwege het oorspronkelijke mysterie van de door Christus gebrachte verlossing, is het noodzakelijk voortdurend naar deze weg terug te keren en hem opnieuw te bestuderen in de verscheidene aspecten waarin hij ons alle rijkdom en tegelijk alle gezwoeg van het menselijk leven op aarde toont.
Arbeid is één van deze aspecten, een aspect dat blijvend en fundamenteel is, dat altijd actueel is en voortdurend vernieuwde aandacht vraagt en beslist getuigenis vereist. Omdat steeds nieuwe vragen en problemen opdoemen, worden ook steeds nieuwe verwachtingen gewekt, maar dreigen ook angsten en gevaren, die verband houden met deze fundamentele dimensie van het menselijke bestaan: het menselijk leven wordt iedere dag uit deze arbeid opgebouwd, hieraan ontleent het zijn specifieke waardigheid; maar tegelijk ligt in deze arbeid de blijvende maatstaf van menselijk zwoegen en lijden, van opoffering en onrecht, die diep in het sociale leven van de afzonderlijke naties en op internationaal vlak doordringen. Als het waar is dat de mens leeft van het werk van zijn handen Vgl. Ps. 128, 2 – en hiermee is niet alleen het dagelijks brood bedoeld, waarmee hij zijn lichaam in stand houdt, maar ook het brood van de wetenschap en de vooruitgang, de beschaving en de cultuur –, is het ook een waarheid voor alle tijden dat hij dit brood eet “in het zweet van zijn aanschijn” (Gen. 3, 19, (Vulgaat)), d.w.z. niet alleen door persoonlijke inspanning en zware arbeid, maar ook te midden van zoveel spanningen, conflicten en crises, die in het kader van de realiteit van de arbeid het leven van afzonderlijke gemeenschappen en ook van de hele mensheid in verwarring te brengen.
Wij vieren de negentigste verjaardag van de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Rerum Novarum
Over kapitaal en arbeid
(15 mei 1891) op de vooravond van nieuwe ontwikkelingen op technologisch, economisch en politiek gebied, die volgens veel deskundigen voor de wereld van de arbeid en van de productie niet minder gewichtig zullen zijn dan de opkomst van de industriële revolutie die de vorige eeuw zo belangrijk heeft gemaakt. Wat dit betreft zijn er allerlei factoren van algemene betekenis: de op steeds beter schaal toegepaste invoering van de automatisering op veel productiegebieden, de groeiende kosten van energie en grondstoffen, het toenemend besef dat de natuurlijke bronnen beperkt zijn en dat deze natuur op ondraaglijke wijze aan verontreiniging wordt blootgesteld, en het verschijnen van volken op het terrein van de politiek, die na eeuwen van onderwerping aan anderen de hun rechtens toekomende plaats onder de naties en bij de internationale besluitvorming opeisen. Deze nieuwe situaties en eisen zullen een herordening en aanpassing van de structuren van de moderne economie en van de verdeling van de arbeid eisen. Helaas zullen deze veranderingen voor een geweldige menigte geschoolde arbeiders misschien een, tenminste tijdelijke, werkloosheid of de noodzaak van herscholing betekenen. Ze zullen zeer waarschijnlijk een vermindering of minder snelle groei van materiële goederen voor de rijkere landen met zich meebrengen. Maar ze kunnen ook opluchting en hoop brengen voor de miljoenen die nu nog in schandelijke en mensonwaardige ellendige omstandigheden leven.
Het is niet de taak van de Kerk een wetenschappelijke analyse te leveren van de gevolgen die deze veranderingen voor de menselijke samenleving kunnen hebben. Wel beschouwt de Kerk het als haar taak voortdurend de aandacht te vestigen op de waardigheid en de rechten van de arbeiders, toestanden te veroordelen waarin deze geschonden worden en hulp te bieden om de bovengenoemde veranderingen zo te leiden dat echte vooruitgang voor de mens en de maatschappij verzekerd is.