Paus Pius XI - 29 juni 1931
Een teken en een tastbaar bewijs van de goddelijke hulp en gunst zien en smaken wij reeds in uw hulp en medewerking, eerbiedwaardige broeders. Als wij goed ingelicht zijn, heeft men onlangs gezegd, dat de Katholieke Actie thans in handen van de bisschoppen is en dat er nu niets meer is te vrezen. En tot zover juist, heel erg juist, behalve dat ‘niets meer’, alsof er vroeger wel iets te vrezen zou geweest zijn, en behalve dat ‘thans’, alsof vroeger en van begin af aan de Katholieke Actie niet altijd wezenlijk diocesaan was geweest en afhankelijk van de bisschoppen (ook hierboven hebben wij daarop gezinspeeld) ; daarom ook, en daarom vooral, hebben wij altijd het meest vaste vertrouwen gekoesterd, dat onze richtlijnen opgevolgd en ondersteund werden. Daarom (behalve reeds om de beloofde goddelijke steun, die ons nooit ontbreken zal) blijven wij en zullen wij steeds blijven in de meest vertrouwvolle kalmte, ook indien de kwelling - laten wij het juiste woord gebruiken, de vervolging - zou voortduren en sterker worden. Wij weten en ook gij zelf weet, dat gij onze broeders in het episcopaat en in het apostolaat zijt; wij weten en ook gij zelf weet, eerbiedwaardige broeders, dat gij de opvolgers zijt van de apostelen, die St. Paulus noemde "Gloria Christi" - "De glorie van Christus." (2 Kor. 8, 23), woorden, die ons door hun verhevenheid doen duizelen; gij weet, dat geen sterfelijk mens, hetzij staats- of regeringshoofd, maar de Heilige Geest u heeft gesteld om - naar het deel dat Petrus u toewijst - de Kerk Gods te besturen. Dit alles, en nog zoveel heiligs en verhevens meer, wat u, eerbiedwaardige broeders, aangaat, wordt klaarblijkelijk niet geweten of over het hoofd gezien door hem, die u, bisschoppen van Italië, voor ‘staatsambtenaren’ houdt en uitmaakt. Want van staatsambtenaren zijt gij duidelijk te onderscheiden en staat gij ver af door de formule zelf van de eed, die gij aan de monarch moet afleggen en die uitdrukkelijk laat voorafgaan ‘gelijk een katholiek bisschop past’.