Stephen Fumio Kardinaal Hamao - 1 mei 2004
ERGA MIGRANTES CARITAS CHRISTI De liefde van Christus jegens de migranten |
|||
► | INSTRUCTIE | ||
► | De migraties, teken van de tijd en zorg van de Kerk | ||
► | De Kerk van Pinksteren |
Als we de Kerk thans beschouwen, zien we dat zij werd geboren uit Pinksteren, de voltooiing van het paasmysterie. Het was een daadwerkelijke bijeenkomst, vol symboliek, van mensen, zodat Paulus later kon verklaren: "Er is geen sprake meer van Griek of Jood, besnedene of onbesnedene, barbaar, Skyth, slaaf, vrije mens" (Kol. 3, 11). Want "Christus heeft de twee werelden één gemaakt, en de scheidsmuur neergehaald" (Ef. 2, 14).
Anderzijds betekent Christus volgen dat men achter Hem aan gaat en zichzelf als een pelgrim op aarde beschouwt, want "wij hebben hier geen blijvende stad" (Heb. 13, 14). De gelovige is steeds een pároikos, een tijdelijk ingezetene, een gast, waar hij zich ook mag bevinden Vgl. 1 Pt. 1, 1 Vgl. 1 Pt. 2, 11 Vgl. Joh. 17, 14-16 . Daarom is het voor christenen niet erg belangrijk op welke plek zij op aarde wonen, Apostolische Vader, Brief aan Diognetus. 5, 1, aangehaald in Paus Johannes Paulus II, Boodschap voor de migranten 1999, nr. 2 H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Voor de 85 ste Werelddag voor Migranten en Vluchtelingen, Een grote pelgrimage naar het huis van de Vader (2 feb 1999), 2 en hebben zij een aangeboren gevoel voor gastvrijheid. De apostelen benadrukken die gastvrijheid Vgl. Rom. 12, 13 Vgl. Heb. 13, 2 Vgl. 1 Pt. 4, 9 Vgl. 3 Joh. 5 , en de pastorale brieven bevelen die bijzonder bij de episkopos aan Vgl. 1 Tim. 3, 2 Vgl. Tit. 1, 8 . In de oerkerk was gastvrijheid het antwoord van de Christenen op de behoeften van rondreizende missionarissen, van religieuze leiders die in ballingschap of op doorreis waren, en van arme leden van verschillende gemeenschappen. Vgl. H. Paus Clemens Romanus, Aan de Korintiërs, I Clemens - Ad Corinthios. X-XII, in: PG 1, 226-233 Vgl. Apostolische Vader, Onderwijs van de Twaalf Apostelen, Didachè. XI, 1; XII, 1-5., ed. F.X. Funk (1901), 4, 34 Vgl. Apostolische Vader, Constitutiones Apostolorum (1 jan 400). VII, 29,2, ed. F.X. Funk (1905), 418 Vgl. H. Justinus, Eerste apologie, Apologia contra Antoninus Pius. I, 67, in: PG 6, 429 Vgl. Tertullianus, Apologeticum. 39, in: PL 1, 471 Vgl. Tertullianus, De Praescriptione Haereticorum. 20, in: PL 2, 32; Augustinus, Sermo 103, 1-2.6, in: PL 38, 613-615.
Daarnaast zijn vreemdelingen ook een zichtbaar teken van de universaliteit die tot het wezen van de Kerk behoort, en herinneren daaraan heel duidelijk. Een visioen van Jesaja kondigde het aan: "Op het einde der dagen zal het gebeuren dat de berg van het huis van de HEER gevestigd zal zijn als de hoogste der bergen, ... en alle volken stromen naar hem toe" (Jes. 2, 2). In het evangelie voorspelt Jezus zelf: "ze zullen komen van oost en west, van noord en zuid, en aan tafel gaan in het koninkrijk van God" (Lc. 13, 29). In de Apokalyps ziet men "een grote menigte ... uit alle rassen en stammen en volken en talen" (Apok. 7, 9). Thans is de Kerk op de steile Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Over de blijvende geldigheid van de missie-opdracht, Redemptoris Missio (7 dec 1990), 20 weg die naar dit uiteindelijk doel leidt; de stromen migranten kunnen doen denken aan en een voorafbeelding zijn van de uiteindelijke ontmoeting van de gehele mensheid met en in God.
Het op-weg-zijn van de migranten kan zo een levend teken worden van een eeuwigdurende roeping, een voortdurende prikkel tot die hoop die wijst naar een toekomst die de huidige wereld overstijgt, en die deze wereld omvormt tot liefde en eschatologische overwinning. De bijzondere kenmerken van de migranten zijn een vraag aan ons om weer de Pinkstereenheid te beleven, als de verschillen door de Geest op elkaar worden afgestemd, en liefde waarachtig wordt doordat men elkaar aanvaardt. Het migratiegebeuren kan dus een voorafbeelding zijn van het paasmysterie, waarin dood en verrijzenis voorbereiden op de wording van de nieuwe mensheid waar er geen slaaf of vreemdeling meer is. Vgl. Gal. 3, 28