
Stephen Fumio Kardinaal Hamao - 1 mei 2004
In de vreemdeling ziet een christen niet enkel een naaste, maar het gelaat van Christus zelf, geboren in een kribbe, en gevlucht naar Egypte waar Hij als vreemdeling verkeerde; zo deelde Hij in de fundamentele ervaring van zijn volk en vatte die in zich samen Vgl. Mt. 2, 13. e.v. . In den vreemde geboren en afkomstig uit een ander land Vgl. Lc. 2, 4-7 "kwam Hij onder ons wonen" (Joh. 1, 11.14), en bracht zijn openbaar leven door zonder vaste verblijfplaats maar trekkend door steden en dorpen Vgl. Lc. 13, 22 . Na zijn opstanding verschijnt Hij als een nog onbekende vreemdeling op de weg naar Emmaüs aan twee van zijn leerlingen, die Hem pas herkenden bij het breken van het brood Vgl. Lc. 24, 35 . De christenen zijn dus volgelingen van een zwerver die "nergens het hoofd kan neerleggen" (Mt. 8, 20)(Lc. 9, 58). Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Boodschap, Voor de 85 ste Werelddag voor Migranten en Vluchtelingen, Een grote pelgrimage naar het huis van de Vader (2 feb 1999), 3
Ook Maria, Jezus’ moeder kan op dezelfde wijze beschouwd worden als een levend symbool van de vrouw onderweg. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 25 Zij bracht haar Zoon ter wereld in een vreemd land en ze moest vluchten naar Egypte Vgl. Mt. 2, 13-14 . Terecht vereert de volksdevotie haar als Onze Lieve Vrouw van de weg.