
Paus Franciscus - 26 september 2018
Als opvolger van Petrus wil ik u in dit geloof bevestigen Vgl. Lc. 22, 32 - in het geloof van Abraham, in het geloof van de Maagd Maria, in het geloof dat u hebt ontvangen - door u uit te nodigen met steeds meer overtuiging uw vertrouwen te stellen in de Heer van de geschiedenis en de onderscheiding van zijn wil, zoals die door de Kerk wordt gerealiseerd. Laten wij de gave van de Geest afsmeken, opdat deze de geesten verlicht en de harten verwarmt en ons helpt om te begrijpen waarheen Hij ons wil voeren, om de onvermijdelijke ogenblikken van ontreddering te overwinnen en om de kracht te hebben vastberaden verder te gaan op de weg die zich voor ons opent.
Juist om de verkondiging van het Evangelie in China te ondersteunen en te bevorderen en de volledige en zichtbare eenheid in de Kerk te herstellen was het wezenlijk op de eerste plaats de kwestie van de benoeming van bisschoppen onder ogen te zien. Het is allen bekend dat de recente geschiedenis van de Katholieke Kerk in China helaas pijnlijk getekend is door diepgaande spanningen, wonden en verdeeldheid, die vooral gepolariseerd zijn rondom de figuur van de bisschop als behoeder van de authenticiteit van het geloof en als degene die garant staat voor de kerkelijke gemeenschap.
Toen men in het verleden ook het interne leven van de Katholieke gemeenschappen wilde bepalen door een rechtstreekse, boven de wettelijke bevoegdheden van de staat uitgaande controle op te leggen, heeft zich in China het verschijnsel van de clandestiniteit voorgedaan. Een dergelijke ervaring - dit dient te worden onderstreept - past niet binnen de normaliteit van het leven van de Kerk en “de geschiedenis laat zien dat herders en gelovigen alleen maar hun toevlucht ertoe hebben genomen in een smartelijk verlangen het eigen geloof ongeschonden te houden” Paus Benedictus XVI, Brief, Aan de Katholieke Kerk in de Volksrepubliek China (27 mei 2007), 8
Ik zou graag willen laten weten dat, sinds mij het Petrinisch ambt is toevertrouwd, ik veel troost heb gevonden in het feit dat ik een oprecht verlangen vaststelde bij de Katholieken van China het eigen geloof te beleven in volledige eenheid met de universele Kerk en met de opvolgers van Petrus, die “het blijvend en zichtbaar beginsel en fundament is van de eenheid zowel van de bisschoppen als van de menigte van de gelovigen”. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 23 Van dit verlangen hebben mij in de loop van deze jaren talrijke concrete tekenen en getuigenissen bereikt, ook van de kant van degenen, de bisschoppen inbegrepen, die de gemeenschap in de Kerk hebben beschadigd ten gevolge van zwakheid en fouten, maar ook, en niet weinig keren, onder sterke en onrechtmatige druk.
Na aandachtig iedere persoonlijke afzonderlijke situatie te hebben onderzocht en de verschillende meningen te hebben gehoord heb ik daarom veel nagedacht en gebeden bij het zoeken naar het ware welzijn van de Kerk in China. Tenslotte heb ik voor de Heer en met een sereen oordeel, in continuïteit met de richting van mijn onmiddellijke voorgangers, besloten verzoening toe te staan aan de overgebleven zeven “officiële”, zonder pauselijk mandaat, gewijde bisschoppen en na alle hieraan gerelateerde canonieke sancties te hebben opgeheven hen weer toe te laten tot de volle kerkelijke gemeenschap. Tegelijkertijd vraag ik hun door concrete en zichtbare gebaren de hervonden eenheid met de Apostolische Stoel en met de over de wereld verspreide Kerken tot uitdrukking te brengen en ondanks de moeilijkheden zich trouw hieraan te betonen.