
Paus Leo XIII - 20 juni 1888
De vrijheid is een heerlijke gave van de natuur. Zij is het uitsluitend bezit van verstandelijke of redelijke wezens, en verleent aan de mens het voorrecht "overgelaten te zijn aan zijn eigen overleg" en meester te zijn over zijn daden. Maar het komt er zeer op aan, hoe dat voorrecht gebruikt wordt. Want zoowel het grootste goed als ook het grootste kwaad komen beide uit het gebruik van de vrijheid voort. Zeker, de mens heeft het in zijn macht te luisteren naar hetgeen de rede beveelt, de weg van het zedelijk goed te volgen, rechtstreeks te streven naar zijn hoogste doel. Maar hij kan evengoed allerlei dwaalwegen inslaan, door het najagen van de valse schijngoederen de vereiste orde verstoren, en zich moedwillig in het verderf storten.
De bevrijder van het mensdom, Jezus Christus, heeft de oorspronkelijke natuurlijke waardigheid van de mens hersteld en hoger opgevoerd. Ook de wil van de mens heeft Hij daarbij krachtige hulp geschonken. Hij heeft dien wil opgeheven en tot beter daden bereid gemaakt door de hulpmiddelen van Zijn genade, en door hem het eeuwig geluk van de hemel als doel voor ogen te stellen.
Ook de katholieke Kerk heeft zich grote verdiensten verworven voor die heerlijke, natuurlijke gave en zal dat altijd blijven doen. Want het is haar taak de weldaden, die Jezus Christus ons verworven heeft, geheel de loop van de eeuwen door over de wereld te verspreiden.
Bij andere gelegenheden, met name in de encycliek Paus Leo XIII - Encycliek
Immortale Dei
Het onvergankelijk werk van den barmhartigen God - Over de christelijke staatsinrichting
(1 november 1885), hebben wij reeds gesproken over de zogenaamde moderne vrijheden. Wij hebben daarbij het goede van het verkeerde onderscheiden. Tegelijk hebben wij aangetoond, dat wat er goeds in die vrijheden is, zo oud is als de waarheid zelf, en dat de Kerk altijd gaarne bereid was haar goedkeuring daaraan te hechten en het praktisch te aanvaarden. Het nieuwe in die vrijheden bestaat, als men de waarheid wil weten, in een zeker bedorven toevoegsel, een vrucht van de troebele tijdsomstandigheden en de overdreven zucht naar nieuwigheden. Toch houden verscheidenen hardnekkig vast aan de mening, dat die vrijheden, ook in hetgeen zij verkeerds bevatten, het hoogste sieraad zijn van onzen tijd en de noodzakelijke grondslag van de staatsregeling. Volgens hun bewering is een volmaakt staatsbestuur zonder die vrijheden ondenkbaar. Daarom moeten wij, met het oog op het algemeen belang, deze stof afzonderlijk en grondig behandelen.