De priesters wijden zich geheel aan de dienst van God door het vervullen van de taak die hun is toevertrouwd. Daarom is het alleszins juist, dat zij een billijke beloning ontvangen, want
“de arbeider is zijn loon waard” (
Lc. 10, 7)
Vgl. Mt. 10, 10
Vgl. 1 Kor. 9, 7
Vgl. 1 Tim. 5, 18
en
“de Heer heeft voor de verkondigers van het Evangelie bepaald dat zij van het Evangelie moeten leven” (
1 Kor. 9, 14). Daarom hebben de gelovigen zelf, voor zover niet van elders gezorgd is voor een billijke vergoeding voor de priesters, een werkelijke verplichting hen van alles te voorzien wat voor een waardig en passend bestaan nodig is, want de priesters wijden zich helemaal aan het welzijn van de gelovigen zelf, voor zover niet van elders gezorgd is voor een billijke vergoeding voor de priesters, een werkelijke verplichting hen van alles te voorzien wat voor een waardig en passend bestaan nodig is, want de priesters wijden zich helemaal aan het welzijn van de gelovigen. De bisschoppen behoren de gelovigen op deze plicht te wijzen en te zorgen, ofwel ieder afzonderlijk met betrekking tot zijn diocees, of nog beter allen tezamen met betrekking tot een gemeenschappelijk gebied, voor richtlijnen, waardoor naar behoren voorzien wordt in een passen levensonderhoud van hen, die een of ander ambt vervullen of vervuld hebben in dienst van het volk Gods. De vergoeding, die met de aard van het ambt zelf en met de omstandigheden van plaats en tijd – in beginsel gelijk zijn voor allen, die in dezelfde situatie verkeren, aangepast zijn aan hun behoeften en hen bovendien in de gelegenheid stellen om hun dienstpersoneel het verschuldigde loon te geven en ook om persoonlijk enige steun te geven aan de noodlijdenden; dit hulpbetoon immers jegens de armen heeft de Kerk vanaf het eerste begin steeds hoog in ere gehouden. De vergoeding moet bovendien van die aard zijn, dat de priesters ieder jaar voldoende tijd kunnen besteden aan de nodige vakantie; en de bisschoppen zullen ervoor zorgen, dat zij hiertoe de mogelijkheid krijgen.
In ieder geval komt het ambt, dat de priesters vervullen, op de allereerste plaats. Daarom moet het z.g. beneficiesysteem worden opgegeven of althans grondig worden hervormd, zodat het beneficie-element, d.w.z. het recht op de inkomsten, die krachtens schenking aan het ambt verbonden zijn, op de tweede plaats komt, en de eerste plaats in het recht wordt toegekend aan het kerkelijk ambt zelf. En onder kerkelijk ambt moet voortaan worden verstaan: ieder ambt dat blijven wordt verleend voor een geestelijk doel.