7 december 1965
In een vriendschappelijke en broederlijke omgang met elkaar en met de andere mensen kunnen de priesters leren de menselijke waarden te cultiveren en het geschapene als een gave Gods te waarderen. Levend in de wereld moeten zij echter steeds voor ogen houden dat zij volgens het woord van de Heer, onze Leraar, niet van de wereld zijn. (Joh. 17, 14-16) Door met het aardse om te gaan zonder er in op te gaan Vgl. 1 Kor. 7, 31 , zullen zij de vrijheid verwerven, die hen bevrijdt van alle ongeregelde zorg en hen ontvankelijk maakt voor het beluisteren van Gods stem in het dagelijks leven. Uit deze vrijheid en ontvankelijkheid groeit een geestelijk onderscheidingsvermogen, dat hen de juiste houding doet vinden tegenover de wereld en de aardse werkelijkheden. Deze houding is voor de priesters uiterste belangrijk, omdat immers de zending van de Kerk uitgeoefend wordt te midden van de wereld en omdat de geschapen dingen volstrekt noodzakelijk zijn voor de persoonlijke ontwikkeling van de mens. Laten zij dus dankbaar zijn voor alles wat de hemelse Vader hun schenkt om hun leven behoorlijk te kunnen inrichten. In het licht van het geloof echter moeten zij alles kritisch beschouwen wat zij in hun leven ontmoeten, om een juist gebruik te kunnen maken van de dingen overeenkomstig de wil van God en alles te kunnen afwijzen wat schadelijk is voor hun zending.
Want de priesters, wier “aandeel en erfdeel” (Num. 18, 20) de Heer is, mogen de tijdelijke goederen alleen gebruiken voor die doeleinden, waarvoor men ze volgens de leer van Christus, de Heer, en de bepalingen van de Kerk, mag aanwenden.
De kerkelijke goederen in strikte zin moeten de priesters uiteraard overeenkomstig de kerkelijke wetten beheren, zo mogelijk met de hulp van experts uit de leken; en zij moeten deze goederen altijd besteden voor de doeleinden, waarvoor het de Kerk is toegestaan tijdelijke goederen te bezitten n.l. voor de inrichting van de goddelijke eredienst, een passend levensonderhoud van de geestelijkheid en werken van apostolaat en charitas, speciaal voor de armen. Zie Concilie van Antiochië, can. 25: Mansi 2, 1328 Vgl. Gratianus, Decretum Gratiani - Concordia discordantium Canonum (1 jan 1150). c. 23, C. 12, q. 1 (ed. Friedberg I, 684-685) De goederen echter die de priesters krijgen bij de uitoefening van een of andere kerkelijke functie, moeten zij, behoudens het particuliere recht Dit doelt vooral op de rechten en gewoonten van de oosterse Kerken., evengoed als de bisschoppen, gebruiken vooral voor hun levensonderhoud en voor het vervullen van de plichten van hun staat; wat overblijft zullen zij graag besteden ten bate van de Kerk en voor liefdewerken. Zij mogen dus het kerkelijk ambt niet zien als een middel om zich te verrijken en zij mogen de inkomsten van dit ambt niet besteden voor de uitbreiding van hun familiebezit. Concilie van Parijs van 829, can. 15: MGH..., Sect III, Concilia, t. 2. Pars 6, 622 Concilie van Trente, 25e Zitting - Decreet over een algemene hervorming, Sessio XXV - Decretum Reform (3 dec 1563), 1 Laten daarom de priesters niet uit zijn op rijkdom Vgl. Ps. 62, 11 , steeds alle hebzucht vermijden en zich volstrekt onthouden van alle soort handel.
Zij worden zelfs aangespoord tot vrijwillige armoede, om hierdoor duidelijker aan Christus gelijkvormig te worden en met meer innerlijke vrijheid hun heilige bediening te kunnen uitoefenen. Want Christus is om onzentwille arm geworden, terwijl Hij rijk was, opdat wij rijk zouden worden door zijn armoede. Vgl. 2 Kor. 8, 9 De apostelen van hun kant hebben door hun voorbeeld bewezen dat de gave Gods, die om niet geschonken wordt, ook om niet gegeven moet worden Vgl. Hand. 8, 18-25 ; zij wisten armoede te lijden en overvloed te hebben. Vgl. Fil. 4, 12 Maar ook een zeker gemeenschappelijk gebruik van de dingen naar het voorbeeld van de gemeenschap van goederen, die zo geprezen wordt in de geschiedenis van de oude Kerk Vgl. Hand. 2, 42-47 , is een uitstekend middel om de herderlijke liefde te beoefenen. En door deze manier van leven kunnen de priesters de geest van armoede die door Christus wordt aanbevolen, heel geschikt in praktijk brengen.
Geleid door de Geest van de Heer, die onze Verlosser heeft gezalfd en gezonden om aan armen de blijde Boodschap te brengen Vgl. Lc. 4, 18 , moeten de priesters evenals de bisschoppen, alles vermijden wat de armen, hoe dan ook, zou kunnen afstoten, en nog meer dan de andere leerlingen van Christus moeten zij in hun levenswijze alle schijn van ijdelheid vluchten. Laten zij hun woning zo inrichten, dat niemand erdoor wordt afgeschrikt en dat nooit iemand, hoe eenvoudig ook, zich daar niet op zijn gemak voelt.