• Database vol kerkelijke documenten
  • Geloofsverdieping
  • Volledig in het Nederlands
  • Beheerd door vrijwilligers

Zoeken in kerkelijke documenten en berichten

x

De Heer Jezus, “die door de Vader geheiligd en in de wereld gezonden werd” (Joh. 10, 36), doet heel zijn mystiek Lichaam delen in de geesteszalving, waarmee Hijzelf gezalfd is Vgl. Mt. 3, 16 Vgl. Lc. 4, 18 Vgl. Hand 4, 27 Vgl. Hand. 10, 38 ; want in Hem vormen alle gelovigen een heilig en koninklijk priesterschap, dragen zij aan God geestelijke offers op door Jezus Christus en verkondigen zij de roemrijke daden van Hem, die hen uit de duisternis heeft geroepen tot zijn wonderbaar licht. Vgl. 1 Pt. 2, 5.9 Er is dus geen enkel lid of het heeft deel aan de zending van het gehele Lichaam; ieder lid moet Jezus heiligen in zijn hart Vgl. 1 Pt. 3, 15 en moet door de geest van profetie getuigenis afleggen over Jezus. Vgl. Openb. 19, 10 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 35

Maar opdat de gelovigen zouden samengroeien tot één lichaam, waarin “niet alle ledematen dezelfde taak hebben” (Rom. 12, 4) heeft dezelfde Heer sommigen van hen aangesteld tot bedienaars, die in de gemeenschap van de gelovigen de heilige wijdingsmacht zouden bezitten om het Offer op te dragen en de zonden te vergeven Concilie van Trente, 23e Zitting - Leer over de heilige Wijding, Sessio XXIII - Doctrina de sacramento ordinis (15 juli 1563), 2.9, en die in naam van Christus officieel het priesterlijk ambt zouden vervullen voor de mensen. Na dus zijn apostelen te hebben gezonden, zoals Hij zelf was gezonden door de Vader Vgl. Joh. 20, 21 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 18 , heeft Christus door zijn apostelen de bisschoppen, die hun opvolgers zijn, deelachtig gemaakt aan zijn heiliging en zending Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28 ; en de taak van hun ministerie is in een ondergeschikte graad overgedragen aan de priesters Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28, opdat dezen, als dragers van het priesterschap, de medewerkers zouden zijn van het episcopaat Vgl. Congregatie voor de Riten, Cæremoniale Episcoporum (17 aug 1886). de Priesterwijding, Prefatie. Deze woorden treft men reeds aan in het Sacramentarium Veronense (ed L. C. Möhlberg, Rome 1965, p. 122); in het Missale Francorum (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1957, p. 9); in het Liber Sacramentorum Romanae Ecclesiae (ed. L.C. Möhlberg, Rome 1960, p. 25); in het Pontificale Romano Germanicum (ed. Vogel-Elze, Citta del Vaticano 1963, I, p. 34). om een goed vervullen van de door Christus gegeven apostolische zending mogelijk te maken.

Omdat de taak van de priesters nauw verbonden is met de bisschoppenambt, deelt deze taak in het gezag, waarmee Christus zelf zijn Lichaam doet groeien, heiligt en bestuurt. Daarom veronderstelt het priesterschap weliswaar de sacramenten van de christelijke initiatie, maar het wordt gegeven door dat speciale sacrament, dat aan de priesters krachtens de zalving van de Heilige Geest een bijzonder merkteken schenkt en hen zo gelijkvormig maakt aan Christus-Priester, zodat zij kunnen handelen in naam van Christus, die het Hoofd is. Vgl. Mt. 3, 16 Vgl. Lc. 4, 18 Vgl. Hand. 4, 27 Vgl. Hand. 10, 38

Omdat de priesters op hun eigen wijze delen in het ambt van de apostelen, verleent God hun de genade, bedienaars van Christus Jezus te zijn onder de volken, voor wie zij de heilige dienst van het Evangelie verrichten om de volken te maken tot een welgevallige offerande, gewijd door de Heilige Geest. Vgl. Rom. 15, 16. (Grieks) Door de apostolische boodschap immers van het Evangelie wordt het Volk Gods bijeengeroepen en bijeengebracht, zodat allen, die tot dit Volk behoren, geheiligd als zij zijn door de Heilige Geest, zich zelf kunnen aanbieden “als een levend, heilig aan God welgevallig offer” (Rom. 12, 1). En door de bediening van de priesters komt het geestelijk offer, dat door hun handen in naam van de gehele Kerk in de Eucharistie op onbloedige en sacramentele wijze wordt opgedragen, tot aan de komst van de Heer Vgl. 1 Kor. 11, 26 Hierin vindt de bediening van de priesters haar doel en haar voltooiing. Want hun dienst, die begint met de verkondiging van het Evangelie, ontleent zijn kracht en zijn uitwerking aan het offer van Christus, en heeft tot doel, dat ”heel de verloste Stad, dat is: de gemeenschap en de vereniging van de heiligen, als een universeel offer God wordt aangeboden door middel van de Hogepriester, die ook zich zelf in zijn lijden voor ons heeft opgedragen, opdat wij het lichaam zouden zijn van zulk een Hoofd”. H. Augustinus, Over de Stad Gods, De Civitate Dei. 10, 6: PL 41, 284

Het doel van de priesters in hun bediening en hun leven is dus de eer van God de Vader in Christus. Deze eer bestaat hierin, dat de mensen het werk van God, hetwelk in Christus werd voltrokken, bewust, in vrijheid en met dankbaarheid aanvaarden en het tot uitdrukking brengen in heel hun leven. Zo dragen dus de priesters, wanneer zij zich wijden aan gebed en aanbidding, het woord verkondigen of het eucharistisch offer opdragen en de andere sacramenten toedienen, of wanneer zij andere bedieningen ten behoeve van de mensen verrichten, steeds bij tot vermeerdering van Gods eer en tot verrijking van het goddelijk leven in de mensen. Dit alles, dat een vrucht is van het Pasen van Christus, zal zijn bekroning vinden bij de glorievolle komst van de Heer, wanneer Hij het koningschap zal overdragen aan God de Vader. Vgl. 1 Kor. 15, 24

Het Volk Gods wordt allereerst bijeengebracht door het woord van de levende God Vgl. 1 Petr. 1, 23 Vgl. Hand. 6, 7 Vgl. Hand. 12, 24 H. Augustinus, Enarrationes in Psalmos. 44, 23: PL 36, 508; “De apostelen hebben het woord van de waarheid gepredikt en kerken voortgebracht”, dat men met alle recht uit de mond van de priesters mag verwachten. Vgl. Mal. 2, 7 Vgl. 1 Tim. 4, 11-13 Vgl. 2 Tim. 4, 5 Vgl. Tit. 1, 9 Want omdat niemand gered kan worden zonder eerst te geloven Vgl. Mc. 16, 16 , hebben de priesters, als medewerkers van de bisschoppen, als eerste taak, aan allen het Evangelie van God te verkondigen Vgl. 2 Kor. 11, 7 . Van de priesters als medewerkers van de bisschoppen geldt hetzelfde wat van de bisschoppen gezegd wordt: Zie Statutia Ecclesiae Antiqua, c. 3 (ed. Ch. Munier, Parijs 1960, p. 19) Gratianus, Decretum Gratiani - Concordia discordantium Canonum (1 jan 1150). C. 6, D. 88 (ed, Friedberg, I, 307) Concilie van Trente, Decr. De reformatione, Sess. V, c. 2, n. 9 (Conc. Oec. Decreta, ed. Herder, Rome 1963, 645 ; Sess. XXIV, c. 4 (blz. 739) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 25 om zo de opdracht van de Heer: “Gaat uit over heel de wereld en verkondigt het Evangelie aan heel de schepping” (Mc. 16, 15) Vgl. Apostolische Vader, Constitutiones Apostolorum (1 jan 400). II, 26, 7: De priesters moeten onderricht geven in de goddelijke leer, want de Heer zelf heeft ons gezonden met de woorden: Gaat en onderwijst enz. (ed. F. X. Funk, Didascalia et Constitutiones Apostolorum, I, Paderborn 1905, blz. 105 Sacramentarium Leonianum en de andere sacramentaria tot aan het Pontificale Romanum, Prefatie bij de Priesterwijding: “Door deze leraars van het geloof als helpers gegeven, door wie zij heel de wereld hebben voorzien van aan hen ondergeschikte predikers ( of: prediking). Het boek van de wijdingen van de Mozarabische ritus, Prefatie van de priesterwijding: “Moge hij als leraar van het volk en leider van hen die hem zijn toevertrouwd, het katholiek geloof zuiver bewaren en aan allen het ware heil verkondigen” (ed. M. Ferotin, Le Liber Ordinum en usage dans l’Eglise Wisgothique et Mozarabe d’Espagne: Monumenta Ecclesiae Liturgica, vol. V, Parijs 1904, kol. 55, lin. 4-6). uit te voeren en het volk Gods te vestigen en te doen toenemen. Want door het heilbrengende woord wordt het geloof verwekt in de niet-gelovigen en versterkt in de gelovigen, het geloof, waardoor de gemeenschap van de gelovigen een aanvang neemt en groeit, volgens het woord van de apostel: “Het geloof ontstaat door de prediking, en de prediking geschiedt in opdracht van Christus” (Rom. 10, 17) De priesters moeten dus allen ten dienste staan om hun de waarheid van het Evangelie mee te delen Vgl. Gal. 2, 5 , die zij in de Heer bezitten. Hetzij zij dus door een voorbeeldig leven de mensen brengen tot verheerlijking van God Vgl. 1 Petr. 2, 12 , of wel door een openlijke prediking het geheim van Christus verkondigen aan niet-gelovigen, of catechetisch onderricht geven en de leer van de Kerk uiteenzetten, of vraagstukken van hun tijd trachten te belichten vanuit Christus, altijd hebben zij tot taak, niet hun eigen wijsheid te leren, maar het woord van God, en alle mensen dringend uit te nodigen tot bekering en tot een heilig leven. Zie de ritus van de priesterwijding in de Alexandrijnse Kerk van de jacobieten: “... Breng uw volk samen voor het woord van de leer, zoals een moeder, die haar kinderen koestert” (H. Denziger, Ritus Orientallum, dl. II, Würzburg 1863, blz. 14). Wil echter de prediking van de priesters die in de tegenwoordige tijdsomstandigheden vaak zeer moeilijk is, beter de geest van de hoorders aanspreken, dan moet ze het woord Gods niet slechts in algemene en abstracte termen uiteenzetten, maar de eeuwige waarheid van het Evangelie toepassen op de concrete levensomstandigheden.

Zo wordt de bediening van het woord in allerlei vormen uitgeoefend overeenkomstig de verschillende behoeften van de toehoorders en de verschillende gaven van de predikers. In niet-christelijke gebieden of milieus komen de mensen door de boodschap van het Evangelie tot het geloof en tot de sacramenten van het heil. Vgl. Mt. 28, 19 Vgl. Mc. 16, 16 Vgl. Tertullianus, De Baptismo. 14, 2 (Corpus Christianorum, Series Latina 1, blz. 289, 11-13) Vgl. H. Athanasius van Alexandrië, Redevoeringen tegen de Arianen, Orationes contra Arianos. 2, 42: PG 26, 237 Vgl. H. Hieronymus, Super Matthiam. 28, 19: PL 26, 218. BC): “Eerst onderrichten zij alle volken, daarna dopen zij hen, die zij hebben onderricht. Want het lichaam kan onmogelijk het sacrament van het doopsel ontvangen, zonder dat eerst de ziel de waarheid van het geloof heeft aanvaard” Vgl. H. Thomas van Aquino, Expositio primae Decretalis. § 1: “Toen onze Verlosser zijn leerlingen uitzond om te prediken, gaf hij hun een drievoudige opdracht. Ten eerste om het geloof te onderwijzen; ten tweede om de gelovigen de sacramenten toe te dienen” (ed. Marietti, Opuscula Theologica, Turijn-Rome 1954, 1138). In de christengemeenschap zelf, vooral bij mensen die weinig begrip of geloof blijken te hebben omtrent datgene, wat zij praktisch doen, is de prediking van het woord noodzakelijk voor de bediening zelf van de sacramenten, die immers de sacramenten zijn van het geloof, dat ontstaat uit en gevoed wordt door het woord. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 35 Dit geldt vooral voor de liturgie van het woord bij de viering van de Mis, waar onafscheidelijk samengaan: de verkondiging van de dood en verrijzenis van de Heer, het antwoord van het toehorende Volk en het offer, waardoor Christus het nieuwe Verbond heeft bekrachtigd in zijn Bloed, en waaraan de gelovigen deelnemen door hun gebeden en het ontvangen van het Sacrament. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 33.35.48.52

God, die alleen de heilige is en degene die heilig maakt, heeft zich tot medewerkers en helpers willen kiezen mensen, die nederig in dienst zouden staan van het heiligingwerk. Daarom worden door God door middel van de bisschop priesters gewijd, om, op bijzondere wijze deelachtig geworden aan het Priesterschap van Christus, bij de heilige handelingen op te treden als dienaars van Hem, die zijn priesterschap voortdurend in de liturgie voor ons uitoefent door zijn Geest. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 7 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 78 Door het Doopsel leiden zij de mensen binnen in het volk Gods; door het Sacrament van boetvaardigheid verzoenen zij de zondaars met God en met de Kerk; door de ziekenzalving schenken zij verlichting aan de zieken; door de viering vooral van de heilige Mis dragen zij op sacramentele wijze het offer van Christus op. Bij de bediening echter van ieder sacrament zijn de priesters, zoals reeds de heilige martelaar Ignatius in de oude Kerk verklaart H. Ignatius van Antiochië, Brief aan de Christenen van Smyrna, Epistula ad Smyrnaeos. 8, 1-2 (ed. F. X. Funk, blz. 240) Constitutiones Apostolorum VIII, 12, 3 (ed. F.X. Funk, blz. 496); VIII, 29, 2 (blz. 532)., op verschillende wijzen hiërarchisch verbonden met de bisschop en stellen hem zo in zekere zin tegenwoordig bij iedere samenkomst van de gelovigen. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 28

De andere sacramenten, gelijk ook alle kerkelijk bedieningen en apostolaatwerken, hangen nauw samen met de heilige Eucharistie en zijn daarop gericht. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 73, a. 3. c||“De Eucharistie is als het ware de voltooiing van het geestelijk leven en het doel van alle sacramenten Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 65, a. 3 Want in de heilige Eucharistie lig heel de geestelijke rijkdom van de Kerk vervat Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III, q. 65, a. 3, ad 1; q. 79, a. 1, c, en ad 1, Christus zelf, ons Pasen en het levend brood, die door zijn Vlees, dat tot leven werd gewekt en levenwekkend is aan de mensen; dezen ontvangen zo een uitnodiging en een prikkel om zichzelf, hun arbeid en al het geschapene samen met Hem aan God op te dragen. Daarom is de Eucharistie duidelijk de bron en het hoogtepunt van heel de Evangelieprediking, doordat n.l. de catechumenen geleidelijk worden geboerd tot de deelname aan de Eucharistie, en de gelovigen, die reeds door het heilig doopsel en vormsel zijn getekend, door het nuttigen van de Eucharistie volledig worden opgenomen in het Lichaam van Christus.

De eucharistische bijeenkomst is daarom het middelpunt van de gemeenschap der gelovigen, waarvan de priester de leiding heeft, De priesters leren dus de gelovigen, in het offer van de Mis het goddelijk slachtoffer aan God de Vader op te dragen en het offer van hun eigen leven hiermee te verenigen. In de geest van Christus, de herder, leren zij hen, hun zonden in het Sacrament van boetvaardigheid berouwvol aan de Kerk voor te leggen, waardoor zij zich steeds meer tot de Heer bekeren, gedachtig zijn woorden: “Bekeert u, want het rijk de hemelen is nabij” (Mt. 4, 17). Eveneens leren zij hen, de liturgische vieringen zó te beleven, dat zij daarin ook komen tot een echte gebed. Zij brengen hun een steeds volmaaktere gebedsgeest bij voor heel hun leven, overeenkomstig ieders genadegaven en noden, en zij stimuleren allen tot het vervullen van de plichten van huns staat en de meer gevorderden tot het volgen van de evangelische raden, volgens ieders mogelijkheden. Zo leren zij de gelovigen, voor de heer hymnen en geestelijke liederen te zingen uit heel hun hart en altijd voor alles dank te zeggen aan God, de Vader, in de naam van onze Heer Jezus Christus. Vgl. Ef. 5, 19-20

De lof en de dank, die de priesters aan God brengen bij de viering van de Eucharistie, strekken zij uit over de verschillende uren van de dag door het goddelijk officie, waarin zij in naam van de Kerk God bidden voor heel het hun toevertrouwde volk en zelfs voor de gehele wereld.

Het huis van gebed, waarin de heilige Eucharistie wordt gevierd en bewaard en de gelovigen hun samenkomsten houden en waarin de tegenwoordigheid van Gods Zoon, onze Verlosser, die zich voor ons heeft geofferd op het altaar, wordt vereerd tot hulp en troost van de gelovigen, moet goed verzorgd zijn en geschikt voor het gebed en de heilige diensten. Vgl. H. Hieronymus, Epistolarium. 114, 2: “... de heilige kelken en het linnen en al het andere, dat betrokken is bij de eredienst van het lijden des Heren... moet vanwege het contact met het Lichaam en Bloed van de Heer met dezelfde eerbied worden behandeld als zijn Lichaam en Bloed (PL 22, 934) Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de heilige liturgie, Sacrosanctum Concilium (4 dec 1963), 122-127 In dit huis ontvangen herders en gelovigen de uitnodiging om in dankbaarheid te beantwoorden aan de gaven van Hem, die door zijn mensheid het goddelijk leven voortdurend uitstort in de ledematen van zijn Lichaam. Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de leer en de verering van de Heilige Eucharistie, Mysterium Fidei (3 sept 1965), 66. “Ook zullen zij niet nalaten, in de loop van de dag een bezoek te brengen aan het heilig Sacrament, dat op een uiterst waardige plaats en met de grootste eerbied volgens de liturgische wetten in de Kerk moet worden bewaard. Zulk een bezoek is een bewijs van dankbaarheid, een teken van liefde en een plicht van aanbidding ten opzichte van Christus de Heer, die daar nog tegenwoordig is” Laten de priesters zich terdege toeleggen op de kennis en de praktijk van de liturgie; dan zullen door hun liturgische bediening de hun toevertrouwde christengemeenschappen steeds volmaakter lof brengen aan God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.

Document

Naam: PRESBYTERORUM ORDINIS
Over het leven en dienst van de priester
Soort: 2e Vaticaans Concilie - Decreet
Datum: 7 december 1965
Copyrights: © 1967, Ecclesia Docens 0797, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum
Bewerkt: 4 december 2020

Opties

Internetadres
Print deze pagina
Dit document bestellen
Startpagina van dit document
Inhoudsopgave van dit document
Referenties naar dit document
Referenties vanuit dit document
RK Documenten wordt mogelijk gemaakt door donaties van gebruikers.
© 1999 - 2024, Stg. InterKerk, Schiedam, test