7 december 1965
Deze taak, die moet worden vervuld door de orde der bisschoppen, met de opvolger van Petrus aan het hoofd, en wel door het gebed en de medewerking der gehele Kerk, is altijd dezelfde, overal en in iedere situatie, al kan de uitvoering ervan naar gelang van de omstandigheden verschillend zijn. De verschillen, die men in deze activiteit van de Kerk bespeurt, vloeien dus niet voort uit de innerlijke aard van haar zending, maar uit de omstandigheden, waarin deze wordt uitgeoefend.
Deze omstandigheden nu hangen af van de Kerk of van de volken, de groeperingen of de mensen, naar wie de zending uitgaat. Want al bezit de Kerk uiteraard alle heilsmiddelen in hun volheid, toch handelt zij niet altijd en niet terstond overeenkomstig deze middelen, en zij kan dit ook niet, maar haar activiteit, die gericht is op de verwezenlijking van Gods plan, kent beginstadia en ontwikkelingsgraden; soms heeft de Kerk zelfs na een gelukkig aanvangssucces een teruggang te betreuren, of blijft zij halverwege staan in een toestand van ontoereikendheid. En wat betreft de mensen, de groeperingen en de volken, de Kerk kan hen slechts geleidelijk aan bereiken en doordringen en hen zo tenslotte opnemen in de katholieke volheid. Natuurlijk moeten aan iedere situatie of toestand geëigende activiteiten en aangepaste hulpmiddelen beantwoorden.
De bijzondere initiatieven, waarmee de Kerk haar evangeliepredikers belast, wanneer dezen uitgaan over de gehele wereld en de opdracht uitvoeren om het Evangelie te prediken en de Kerk te planten te midden van de volken of groeperingen, die nog niet in Christus geloven, worden gewoonlijk "missies" genoemd. Deze worden uitgeoefend door de missieactiviteit, en meestal in bepaalde gebieden, die door de heilige Stoel zijn erkend. Het specifieke doel van deze missieactiviteit is de evangelieprediking en het planten van de Kerk onder de volken of groeperingen, waar zij nog geen wortel heeft geschoten Reeds S. Thomas van Aquino spreekt van de apostolische taak om de Kerk te vestigen: H. Thomas van Aquino, Sententia Libri Ethicorum. I, dist. 16, q. 1, a. 2 ad 2 en ad 4; a. 3 sol H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I, q. 43, a. 7, ad 6 H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. I-II, q. 106, a. 4, ad 4 Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 16.30 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de Katholieke Missie, Rerum Ecclesiae (28 feb 1926), 74 Paus Pius XII, Toespraak, Tot de directeuren van de Pauselijke missiegenootschappen (30 apr 1939) Paus Pius XII, Toespraak, Tot de directeuren van de Pauselijke missiegenootschappen (24 juni 1944). A.A.S. 36 (1944) 210 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de landeigen geestelijkheid (29 juni 1948). A.A.S. 40 (1948) 374 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de bevordering van de Christelijke missie, Evangelii Praecones (2 juni 1951), 22-24 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over de toestand van de Afrikaanse missie, Fidei Donum (21 apr 1957), 15 Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, De Opperherder - over de missionerende taak van de Kerk bij de 40e verjaardag van de Apostolische Brief Maximum Illud van Paus Benedictus XV, Princeps Pastorum (28 nov 1959), 4-5 Vgl. H. Paus Paulus VI, Homilie, "Wie zijn dat?" - bij de Heiligverklaring van de Martelaren van Oeganda, "Hi, qui amicti" (18 okt 1964) Zowel de Pausen als de Vaders en de schrijvers van de scholastiek spreken dikwijls over de uitbreiding van de Kerk: H. Thomas van Aquino, In expositio in Evangelii Mattheus. 16, 28 Vgl. Paus Leo XIII, Encycliek, Over de missiecongregaties, Sancta Dei Civitas (3 dec 1880), 1 Vgl. Paus Benedictus XV, Apostolische Brief, Over de verkondiging van het geloof over de gehele wereld, Maximum Illud (30 nov 1919), 9 Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de Katholieke Missie, Rerum Ecclesiae (28 feb 1926), 65. Zo moeten als vrucht van het woord Gods overal ter wereld voldoende landeigen particuliere Kerken worden gevestigd, die met eigen krachten zijn uitgerust en tot volle rijpheid komen. Deze moeten een eigen hiërarchie bezitten, één met het gelovige volk, en voorzien zijn van aan die volken aangepaste middelen voor het leiden van een volledig christelijk leven, en zo moeten zij hun bijdrage leveren tot het welzijn der gehele Kerk. Het voornaamste middel voor deze vestiging is de prediking van het Evangelie van Jezus Christus, waartoe de Heer zijn leerlingen heeft uitgezonden over de gehele wereld, opdat de mensen, herboren door het woord van God Vgl. 1 Pt. 1, 23 , door het Doopsel zouden worden opgenomen in de Kerk, die als het lichaam van het mensgeworden Woord gevoed wordt en leeft door het woord Gods en het eucharistisch Brood Vgl. Hand. 2, 42 .
Deze missieactiviteit van de Kerk kent verschillende stadia, die elkaar soms kruisen: vooreerst het begin of de vestiging, daarna het nieuwe leven of de groeiperiode. Hiermee echter is de missieactiviteit van de Kerk niet ten einde; maar de reeds gevestigde particuliere kerken houden de taak, deze activiteit voort te zetten en het Evangelie te verkondigen aan ieder, die nog buiten de Kerk staat.
Bovendien ondergaan de groeperingen, waaronder de Kerk leeft, ten gevolge van verschillende oorzaken niet zelden diepgaande veranderingen, waaruit geheel nieuwe situaties kunnen ontstaan. De Kerk moet zich dan de vraag stellen, of deze situaties haar missieactiviteit opnieuw vereisen. Verder zijn de omstandigheden soms van die aard, dat ze de rechtstreekse en spoedige prediking van het Evangelie een tijdlang onmogelijk maken. In dit geval kunnen en moeten de missionarissen met geduld, met tact en tevens met groot vertrouwen minstens door liefde en goedheid getuigen voor Christus en zo de weg voor de Heer bereiden en Hem enigermate tegenwoordig doen zijn.
Hieruit blijkt, dat de missieactiviteit in diepste wezen uit de aard zelf van de Kerk voortvloeit. Ze verbreidt het heilbrengend geloof van de Kerk, ze verbreedt en vervolmaakt haar katholieke eenheid, ze wordt gesteund door haar apostoliciteit, ze is een verwezenlijking van de collegiale geest van de Hiërarchie, ze legt getuigenis af van de heiligheid van de Kerk, verbreidt en stimuleert die. De missieactiviteit onder de heidenen is dus iets anders dan de pastorale werkzaamheid onder de gelovigen en dan het werk tot hereniging van de christenen. Toch hangen deze beide heel nauw samen met de missiearbeid van de Kerk Onder het begrip "missieactiviteit" vallen zakelijk, zoals blijkt, ook die delen van Latijns-Amerika, waarin geen eigen hiërarchie, geen volwassen christelijk leven en geen voldoende evangelieprediking bestaat. Of deze gebieden door de H. Stoel in feite als missiegebieden worden beschouwd, is geen zaak van het Concilie. Daarom wordt omtrent het verband tussen het begrip missieactiviteit en bepaalde gebieden met opzet gezegd, dat deze activiteit "meestal" wordt uitgeoefend in bepaalde door de H. Stoel erkende gebieden; want de verdeeldheid van de christenen doet afbreuk aan de heilige zaak van de evangelieprediking aan alle mensen 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 1 en belemmert velen het toetreden tot het geloof. Zo zijn ten gevolge van de noodzakelijkheid van de missie alle gedoopten geroepen, zich aan een te sluiten tot één kudde om zo eensgezind tegenover de heidenen getuigenis te kunnen afleggen voor Christus, hun Heer. En zolang zij nog niet ten volle kunnen getuigen van hun eenheid in het geloof, moeten zij tenminste bezield zijn van een wederzijdse hoogachting en liefde.