7 december 1965
Daarom moeten alle kinderen van de Kerk een levendig besef hebben van hun verantwoordelijkheid jegens de wereld, zich een echt katholieke geest eigen maken en zich inspannen voor het werk van de evangelisatie. Maar allen moeten voor ogen houden, dat hun eerste en voornaamste plicht met het oog op de uitbreiding van het geloof bestaat in hun leiden van een diep christelijk leven. Want door hun ijver in de dienst van God en door hun liefde jegens anderen zullen zij een nieuwe geestelijke bezieling schenken aan de gehele Kerk, die dan zal verschijnen als een teken, opgeheven onder de volken Vgl. Is. 11, 12 , als "het licht der wereld" (Mt. 5, 14) en "het zout der aarde" (Mt. 5, 13). Dit levensgetuigenis zal gemakkelijker zijn uitwerking hebben, als zij dit afleggen in vereniging met de andere christelijke groeperingen overeenkomstig de normen van het Decreet over het oecumenisme Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over de oecumene, Unitatis Redintegratio (21 nov 1964), 12.
Deze geestelijke vernieuwing zal vanzelf leiden tot spontane gebeden en werken van boetvaardigheid voor het verkrijgen van Gods bevruchtende genade voor het werk van de missionarissen; ze zal missieroepingen doen ontslaan en de hulpmiddelen verschaffen, die de missies nodig hebben. Willen echter alle gelovigen, ook persoonlijk, goed op de hoogte zijn van de huidige situatie van de Kerk in de wereld en de stem horen van al die massa 's die roepen: "Help ons" Vgl. Hand. 16, 9 , dan moet er, ook langs de weg van de moderne publiciteitsmiddelen, een degelijke informatie over de missies worden verstrekt; hierdoor zullen zij de missieactiviteit gaan aanvoelen als een persoonlijke zaak, hun hart openen voor die enorme en diepe nood van zoveel mensen, en in staat zijn hun hulp te bieden.
Vereist is ook een coördinatie van deze berichtgeving en samenwerking met de nationale en internationale organen.
De genade van de vernieuwing kan in de gemeenschappen niet groeien, als niet elk van deze gemeenschappen de actieradius van haar liefde uitbreidt tot de grenzen der aarde en evenveel zorg heeft voor hen, die veraf zijn, als voor hen, die haar eigen leden zijn.
Op deze wijze bidt de gehele gemeenschap, werkt zij mee en oefent zij haar activiteit onder de volken uit door middel van haar zonen, die God uitkiest voor deze verheven taak.
Als maar niet tekort gedaan wordt aan het algemene missiewerk, zal het zeer nuttig zijn, contact te onderhouden met de missionarissen, die uit de gemeenschap zelf afkomstig zijn, of met de een of andere parochie of een diocees in de missies, om zo de verbondenheid tussen de gemeenschappen zichtbaar te maken, tot wederzijds geestelijk voordeel.