7 december 1965
De bisschop heeft, als hoofd en als het centrale punt van eenheid van het diocesaan apostolaat, de taak, de missieactiviteit te stimuleren, te leiden en te coördineren, maar hij moet daarbij het spontane initiatief van de deelnemers aan dit werk eerbiedigen en aanmoedigen. Alle missionarissen, ook de exempte religieuzen, zijn aan zijn gezag onderworpen bij alles wat betrekking heeft op de uitoefening van het apostolaat Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het herderlijk ambt van de bisschoppen in de Kerk, Christus Dominus (28 okt 1965), 35. punt 4. Met het oog op een betere coördinatie zal de bisschop, zo mogelijk, een pastorale raad oprichten, waarin geestelijken, religieuzen en leken door middel van hun gekozen vertegenwoordigers zitting zullen hebben. Hij zorge er ook voor, dat de apostolische activiteit niet beperkt blijft tot de reeds bekeerden, maar dat een behoorlijk deel van de missionarissen en van de hulpmiddelen bestemd wordt voor de evangelieprediking onder de niet-christenen.