7 december 1965
Overal waar God een deur opent voor de prediking van het geheim van Christus Vgl. Kol. 4, 3 , moet aan alle mensen Vgl. Mc. 16, 15 met vrijmoedigheid en standvastigheid Vgl. Hand. 4, 13.29.31 Vgl. Hand. 9, 27-28 Vgl. Hand. 13, 46 Vgl. Hand. 14, 3 Vgl. Hand. 19, 8 Vgl. Hand. 26, 26 Vgl. Hand. 28, 31 Vgl. Hand. 1 Tess. 2, 2 Vgl. 2 Kor. 3, 12 Vgl. 2 Kor. 7, 4 Vgl. Fil. 1, 20 Vgl. Ef. 3, 12 Vgl. Ef. 6, 19.20 de levende God worden verkondigd Vgl. 1 Kor. 9, 15 Vgl. Rom. 10, 14 en Degene, die Hij gezonden heeft tot heil van allen, Jezus Christus Vgl. 1 Tess. 1, 9-10 Vgl. 1 Kor. 1, 18-21 Vgl. Hand. 14, 15-17 Vgl. Hand. 17, 22-31 . Dan zullen de niet-christenen, wanneer de Heilige Geest hun hart ontvankelijk maakt Vgl. Hand. 16, 14 , tot het geloof komen en zich in vrijheid bekeren tot de Heer, en zij zullen zich oprecht aansluiten bij Hem, die als "de weg, de waarheid en het leven" (Joh. 14, 6) al hun geestelijke verwachtingen vervult en zelfs oneindig ver overtreft.
Deze bekering is ongetwijfeld slechts een begin, maar voldoende om de mens te doen begrijpen, dat hij bevrijd is van de zonde en wordt binnengeleid in het geheim van de liefde van God, die hem roept tot een persoonlijke gemeenschap met Hem in Christus. Want onder de werking van Gods genade begint de nieuwbekeerde een geestelijke weg, waarlangs hij, reeds door het geloof deelachtig aan het geheim van de Dood en Verrijzenis, de overgang maakt van de oude mens naar de nieuwe mens, die zijn volmaaktheid vindt in Christus Vgl. Kol. 3, 5-10 Vgl. Ef. 4, 20-24 . Deze overgang, die een geleidelijke verandering van mentaliteit en levensgedrag met zich meebrengt, moet tot uitdrukking komen in zijn sociale consequenties en zich gedurende het catechumenaat stap voor stap ontwikkelen. Omdat de Heer, in wie men gelooft, een teken van tegenspraak is Vgl. Lc. 2, 34 Vgl. Mt. 10, 34-39 , zal de nieuwbekeerde niet zelden conflicten en pijnlijke scheidingen moeten beleven, maar hij zal ook een blijdschap ondervinden, die God schenkt zonder maat Vgl. 1 Tess. 1, 6 .
De Kerk verbiedt streng, iemand tot het aanvaarden van het geloof te dwingen, of hem langs slinkse wegen daartoe te brengen of over te halen, gelijk zij ook krachtig opkomt voor ieders recht om niet door een onrechtvaardige druk van het geloof te worden afgehouden. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Verklaring, Over de godsdienstvrijheid - Het recht van de persoon en van de gemeenschappen op sociale en burgerlijke vrijheid in godsdienstige aangelegenheden, Dignitatis Humanae (7 dec 1965), 2.4.10 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 21.
Volgens het aloude gebruik van de Kerk moeten de beweegredenen voor de bekering goed worden onderzocht en zo nodig, worden gerectificeerd.