7 december 1965
Het is duidelijk, dat de mensen van onze tijd verlangen, hun godsdienst vrij te kunnen belijden, privé en publiek; meer nog, dat de godsdienstvrijheid reeds in de meeste grondwetten tot burgerrecht is verklaard en in internationale documenten plechtig wordt erkend. Vgl. H. Paus Johannes XXIII, Encycliek, Vrede op aarde, Pacem in Terris (11 apr 1963), 142-145
Maar er zijn regeringsstelsels, waar de vrijheid van eredienst wel in de grondwet wordt erkend, maar waar de publieke autoriteiten zelf de burgers trachten af te houden van het belijden van hun godsdienst en er op uit zijn, het leven van de godsdienstige gemeenschappen uiterst moeilijk en precair te maken.
Het heilig Concilie begroet met vreugde die gunstige tekenen van onze tijd, maar met droefheid brandmerkt het tevens de genoemde betreurenswaardige feiten. Het spoort de katholieken aan en vraagt ook dringend alle mensen om zich ernstig te bezinnen op de volstrekte noodzaak van de godsdienstvrijheid, vooral in de huidige omstandigheden van de mensenfamilie.
Het is immers duidelijk, dat alle volken steeds meer een eenheid gaan worden, dat er nauwere banden ontstaan tussen mensen van verschillende cultuur en godsdienst en dat iedereen zich sterker bewust wordt van zijn persoonlijke verantwoordelijkheid. Wil men dus onder de mensen de vreedzame betrekkingen en de eendracht vestigen en versterken, dan moet overal ter wereld de godsdienstvrijheid door het recht doeltreffend worden gesanctioneerd en moet men de hoogste rechten en plichten respecteren, die de mensen bezitten om vrij hun godsdienst in de maatschappij te kunnen beleven.
Geve God, de Vader van allen, dat de mensenfamilie, dank zij een nauwgezette eerbiediging van het beginsel van godsdienstvrijheid in de samenleving, door de genade van Christus en de kracht van de Heilige Geest moge komen tot de verheven en onvergankelijke "glorierijke vrijheid van de kinderen Gods" (Rom. 8, 21).
Dit alles, tot in alle onderdelen, wat in deze Verklaring is vastgelegd, heeft de instemming van de Vaders van het heilig Concilie. En wij, krachtens het apostolisch gezag, door Christus aan ons verleend, geven, samen met de Concilievaders, in de Heilige Geest daaraan onze goedkeuring, bepalen het en stellen het vast, en wij bevelen datgene, wat door de Synode is vastgesteld, tot Gods glorie te promulgeren.
Rome, bij Sint-Pieter, 7 december 1965.
Ik, PAULUS, Bisschop van de Katholieke Kerk.
Hier volgen de handtekeningen van de Vaders.