7 december 1965
Een uiterst belangrijk punt van de katholieke leer, dat vervat ligt in het woord Gods en door de Vaders voortdurend wordt voorgehouden Vgl. Lactantius, Divinae Institutiones (1 jan 311). Lib. V, 19: CSEL 19, pp. 463-464, 465; P.L. 614 en 616 (cap. 20) Vgl. H. Ambrosius van Milaan, Epistulae. Ad Valentianum imp., Ep. 21: P.L. 16, 1005 Vgl. H. Augustinus, Antwoord op de brief van Petilianus, Contra litteras Petiliani. Lib. II, cap. 83: CSEL 52, p. 112: P.L. 43, 315 Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 23: P.L. 33, 98 Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 34: P.L. 33, 132 Vgl. H. Augustinus, Brieven, Epistulae. 35; P.L. 33, 135 Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Epistolae. Ad Virgilium et Theodorum Episcopos Massiliae Galliarum, Registrum Epistolarum I, 45: M.G.H. Ep. 1, p. 72; P.L. 77, 510-511 (lib. I, ep. 47) Vgl. H. Paus Gregorius de Grote, Epistolae. Ad Iohannem Episcopum Constant., Registrum Epistolarum III, 52: M.G.H.: Ep. 1, p. 210; P.L. 77, 649 (lib. III, ep. 53) Vgl. 4e Concilie van Toledo, Canones (5 dec 633), 57. c. 57: Mansi X, 633 Vgl. Paus Clemens III, X.. V, 6, 9: ed. Frieberg, col. 774 Vgl. Paus Innocentius III, Brief, Epistola ad Arelatensem Archiepiscopum. X, III, 42, 3: ed. Frieberg, col. 646, is het volgende: de mens moet vrijwillig zijn geloofsantwoord geven aan God; bijgevolg mag niemand gedwongen worden, tegen zijn wil het geloof te aanvaarden Vgl. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 1351 Vgl. Paus Pius XII, Toespraak, Tot de Romeinse Rota, Ecco che giĆ (6 okt 1946), 7 Vgl. Paus Pius XII, Encycliek, Over het mystieke lichaam van Christus en over de vereniging die wij daarin bezitten met Christus, Mystici Corporis Christi (29 juni 1943), 105. Want de geloofsact is krachtens zijn aard een vrijwillige act, omdat de mens, verlost door Christus, onze Redder, en geroepen tot het Kindschap Gods door Jezus Christus Vgl. Ef. 1, 5 , zich niet kan overgeven aan de zich openbarende God, indien de Vader hem niet trekt Vgl. Joh. 6, 44 en indien hij niet een redelijke en vrije geloofsgehoorzaamheid schenkt aan God. Het is dus geheel in overeenstemming met de aard van het geloof, dat er in godsdienstige aangelegenheden geen enkele soort van dwang wordt uitgeoefend van de kant van de mensen. Daarom is het systeem van godsdienstvrijheid een sterke factor voor het scheppen van een situatie, waarin de mensen gemakkelijk de uitnodiging kunnen vernemen tot het christelijk geloof, dit spontaan kunnen aanvaarden en het in heel hun levensgedrag met elan kunnen belijden.