21 november 1964
ORIENTALIUM ECCLESIARUM Over de Oosterse Kerken |
|||
► | De Oosterse Patriarchen |
Onder Oosters Patriarch verstaat men een bisschop, die jurisdictie heeft over alle bisschoppen, met inbegrip van de metropolieten, over de geestelijkheid en het volk van zijn eigen territorium of ritus, overeenkomstig het recht, en met eerbiediging van het primaat van de paus. Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6. can. 6 Vgl. 1e Concilie van Constantinopel, Canones, 3. can. 3 Vgl. 4e Concilie van Constantinopel, 10e Zitting - Canones, Sessio X - Canones (28 feb 870), 17.21-24. can. 17, can. 21 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 216. can. 216, par. 2, 1e.
Wordt ergens een Hiërarch van een bepaalde ritus aangesteld buiten de grenzen van het patriarchale territorium, dan blijft hij behoren tot de hiërarchie van het patriarchaat van die ritus, overeenkomstig de normen van het recht. Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6 Vgl. 1e Concilie van Constantinopel, Canones (9 juli 381), 3 Vgl. 4e Concilie van Constantinopel, 10e Zitting - Canones, Sessio X - Canones (28 feb 870), 17 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 221. par. 2, 11
De Patriarchen van de Oosterse Kerken zijn, al is de een ook later in functie getreden dan de ander, toch allen gelijk in de patriarchale waardigheid, behoudens een wettig vastgestelde erevoorrang onder hen. Bij de oecumenische concilies van: Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6. can. 6 Vgl. 1e Concilie van Constantinopel, Canones (9 juli 381), 3. can. 3] [[[1858|21 Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 5. Over de waardigheid van de patriarchen, Caput 5. De dignitate Patriarcharum (11 nov 1215) Vgl. Concilie van Florence, Bul, Sessio VI - 6e Zitting: Over de eenheid met de Grieken, Laetentur caeli - Decretum pro Graecis (6 juli 1439), 8 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 219. can. 219, enz.
Volgens de aloude traditie van de Kerk komt aan de Patriarchen van de Oosterse Kerken een bijzondere eer toe, omdat ieder van hen als vader en hoofd de leider is van zijn patriarchaat.
Daarom bepaalt dit heilig Concilie, dat hun rechten en privileges moeten worden hersteld volgens de oude tradities van de afzonderlijke Kerken en de decreten van de oecumenische concilies. Vgl. 1e Concilie van Nicea, Canons, Canones (25 juli 325), 6 Vgl. 1e Concilie van Constantinopel, Canones, 3 Vgl. 4e Concilie van Constantinopel, 10e Zitting - Canones, Sessio X - Canones (28 feb 870), 17 Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 216. par. 2, 1e.
Deze rechten en privileges zijn die, welke golden ten tijde van de eenheid van het Oosten en het Westen, al is een zekere aanpassing aan de huidige omstandigheden noodzakelijk.
De Patriarchen met hun synoden vormen de hoogste instantie voor alle aangelegenheden van het Patriarchaat, met inbegrip van het recht om binnen de grenzen van het patriarchale territorium nieuwe eparchieën (bisdommen) op te richten en bisschoppen van de eigen ritus te benoemen, behoudens het onvervreemdbaar recht van de paus om in afzonderlijke gevallen tussenbeide te komen.
Wat van de Patriarchen is gezegd, geldt, overeenkomstig de normen van het recht, ook voor de OpperAartsbisschoppen, die aan het hoofd staan van een gehele particuliere Kerk of ritus. Vgl. Concilie van Efese, Sessio VII - Canones (31 juli 431), 8 Vgl. Paus Clemens VIII, Breve, Decet Romanum Pontificem (23 feb 1596) Vgl. Paus Pius VII, Apostolische Brief, In universalis Ecclesiae (22 feb 1807) Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 324-339 Vgl. 15e (en 16e) Synode van Carthago, Canones (1 jan 419), 17
Omdat het patriarchaal instituut in de Oosterse Kerken een traditionele bestuursvorm is, spreekt het heilig oecumenisch Concilie de wens uit, dat, zo nodig, nieuwe patriarchaten worden gesticht; maar de oprichting daarvan is voorbehouden aan een oecumenisch Concilie of aan de paus. 15e (en 16e) Synode van Carthago, Canones (1 jan 419), 17.57 Concilie van Chalcedon, Sessio XV - Canones (31 okt 451), 12 H. Paus Innocentius I, Et onus et honor (1 jan 415). "Nam quid sciscitaris" Paus Nicolaas I, Antwoorden aan de Bulgaren, Ad consulta vestra bulgarorum (13 nov 866). "A quo autem" Paus Innocentius III, Brief, Rex Regum (1 jan 1214) Paus Leo XII, Apostolische Constitutie, Petrus Apostolorum Princeps (15 aug 1824) Paus Leo XIII, Apostolische Brief, Aan het koptisch Patriarchaat van Alexandrië, Christi Domini (1 jan 1895) Vgl. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 159. can. 159