21 november 1964
De heilige katholieke Kerk, het mystieke Lichaam van Christus, bestaat uit gelovigen, die organisch zijn verbonden door hetzelfde geloof, dezelfde sacramenten en hetzelfde bestuur, en die, aaneengesloten in verschillende hiërarchisch verbonden groeperingen, de particuliere Kerken of ritussen vormen. Tussen deze bestaat er een bewonderenswaardige gemeenschap, zodat de verscheidenheid in de Kerk aan haar eenheid geen afbreuk doet, maar deze juist beter laat uitkomen. Want het is de bedoeling van de katholieke Kerk, dat de tradities van iedere particuliere Kerk of ritus onaangetast blijven, en tevens wil zij haar levenswijze aanpassen aan de verschillende eisen van tijd en plaats. Vgl. Paus Leo IX, Brief, In Terra Pax (1 jan 1053). "Ut enim" Vgl. 4e Concilie van Lateranen, Hfd 4. Over de hoogmoed van de Grieken ten opzichte van de Latijnen, Caput 4. De superbia Graecorum contra Latinos (11 nov 1215). "Licet Graecos" Vgl. Paus Innocentius III, Brief, Inter Quattuor (2 aug 1206). "Postulasti postmodum" Vgl. Paus Innocentius IV, Brief, Cum de Cetero (27 aug 1247) Vgl. Paus Innocentius IV, Brief, Aan de bisschop van Tusculum, Sub catholicae professione (6 mrt 1254). Inleiding Vgl. Paus Nicolaas III, Instructie, Istud Est Memoriale (9 okt 1278) Vgl. Paus Leo X, Apostolische Brief, Accepimus Nuper (18 mei 1521) Vgl. Paus Paulus III, Apostolische Brief, Dudum (23 dec 1534) Vgl. Paus Pius IV, Constitutie, Romanus Pontifex (16 feb 1564), 5 Vgl. Paus Clemens VIII, Constitutie, Magnus Dominus (23 dec 1595), 10 Vgl. Paus Paulus V, Constitutie, Solet Circumspecta (10 dec 1615), 3 Vgl. Paus Benedictus XIV, Encycliek, Demandatam (24 dec 1743), 3 Vgl. Paus Benedictus XIV, Encycliek, Over de observantie van de Oosterse Riten, Allatea Sunt (26 juli 1755), 3.6-19.32 Vgl. Paus Pius VI, Encycliek, Catholicae Communionis (24 mei 1787) Vgl. Z. Paus Pius IX, Brief, In Suprema (6 jan 1848). § 3 Vgl. Z. Paus Pius IX, Apostolische Brief, Ecclesiam Christi (26 nov 1853) Vgl. Z. Paus Pius IX, Constitutie, Romani Pontificis (6 jan 1862) Vgl. Paus Leo XIII, Apostolische Brief, Praeclara gratulationis publicae (20 juni 1894), 7 Vgl. Paus Leo XIII, Apostolische Brief, Orientalium Dignitas (30 nov 1894). Inleiding
Deze particuliere Kerken, zowel van het Oosten als van het Westen, verschillen weliswaar gedeeltelijk van elkaar op grond van de zogenaamde ritussen, namelijk de liturgie, de kerkelijke discipline en het geestelijk erfgoed, maar staan toch op gelijke wijze onder het herderlijk bestuur van de Bisschop van Rome, die van Godswege de opvolger is van de heilige Petrus in het primaat over de gehele Kerk. Zij genieten daarom alle een zelfde waardigheid, zonder dat een van haar boven de andere staat op grond van de ritus; en zij bezitten dezelfde rechten en hebben dezelfde plichten, ook met betrekking tot de prediking van het Evangelie over de gehele wereld Vgl. Mc. 16, 15 , onder de leiding van de bisschop van Rome.
Overal ter wereld moet dus worden gezorgd voor het behoud en de groei van alle particuliere Kerken. Daarom moeten parochies en een eigen hiërarchie worden opgericht, waar het geestelijk welzijn van de gelovigen dit vraagt. De hiërarchische leiders echter van de verschillende particuliere Kerken, die jurisdictie hebben in hetzelfde gebied, moeten door onderling overleg in geregelde bijeenkomsten, streven naar een eenheid van activiteit, en met vereende krachten hun gemeenschappelijke ondernemingen steunen, teneinde de godsdienstige belangen gemakkelijker te bevorderen en de juiste levenswijze van de clerus doeltreffender te verzekeren. Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 4 Alle clerici en kandidaten voor de heilige wijdingen moeten goed onderricht worden omtrent de ritussen en vooral omtrent de praktische richtlijnen inzake interrituele kwesties, en ook de leken moeten bij het catechetisch onderricht worden ingewijd in de ritussen en de betreffende richtlijnen. Tenslotte moeten alle katholieken zonder uitzondering, en ook de gedoopten van iedere niet-katholieke Kerk of gemeenschap, die toetreden tot de volheid van de katholieke gemeenschap, overal hun eigen ritus behouden, deze in ere houden en naar vermogen praktiseren Paus Pius XII, Apostolische Constitutie, Over de Oosterse Ritus - Over de personen van de Oosterse Ritus, Cleri Sanctitati (2 juni 1957), 8.11. Can. 8: "zonder verlof van de Apostolische Stoel", in aansluiting aan de praktijk van de voorafgaande eeuwen; eveneens wordt omtrent de niet-katholieke gedoopten in can. 11 bepaald: "zij kunnen de ritus aanvaarden, die zij verkiezen"; de voorgestelde tekst spreekt zich positief uit voor het onderhouden van de ritus, overal en voor iedereen, behoudens het recht om, in bijzondere gevallen betreffende personen, gemeenschappen of gebieden, zich te wenden tot de apostolische Stoel, die, als hoogste rechter in interkerkelijke betrekkingen, persoonlijk of door andere autoriteiten in oecumenische geest in de behoeften zal voorzien door geschikte richtlijnen, decreten of rescripten.
Alle Oosterse Christenen moeten weten en ervan verzekerd zijn, dat zij hun rechtmatige liturgische riten en hun wetten en gebruiken altijd mogen en moeten behouden, en dat daarin geen veranderingen mogen worden aangebracht tenzij op grond van hun eigen organische ontwikkeling. De Oosterse christenen zelf moeten daarom dit alles met de grootste trouw naleven; zij moeten zich een steeds grotere kennis en een steeds volmaaktere praktijk van deze dingen eigen maken, en, mochten zij door omstandigheden van tijd of personen er onrechtmatig van zijn afgeweken, dan moeten zij zich beijveren, tot de aloude tradities terug te keren. Zij, die uit hoofde van hun ambt of hun apostolaat dikwijls in contact komen met de Oosterse Kerken of haar gelovigen, moeten, overeenkomstig de belangrijkheid van hun functie, nauwkeurig onderricht worden omtrent de theorie en de praktijk van de riten, de wetten en gebruiken, de leer, de geschiedenis en het karakter van de Oosterse christenen. Vgl. Paus Benedictus XV, Motu Proprio, Oprichting van het Pauslijk Oosters Instituut, Orientis catholici (15 okt 1917) Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de promotie van de studies van de Oosterse Kerken, Rerum Orientalium (8 sept 1928) De religieuze instituten en gemeenschappen van de Latijnse ritus, die in het Oosten of onder Oosterse gelovigen werkzaam zijn, wordt dringend op het hart gedrukt, om, met het oog op een doeltreffender apostolaat, huizen of zelfs provincies te stichten van de Oosterse ritus, voor zover dit mogelijk is. De praktijk van de Katholieke Kerk onder Pius XI, Pius XII, Johannes XXIII vertoont heel duidelijk deze tendens.
Het heilig oecumenisch Concilie bekrachtigt en prijst de oude regeling betreffende de sacramenten in de Oosterse Kerken en ook de praktijk van de viering en toediening ervan, en het spreekt de wens uit, dat deze, zo nodig, worden hersteld.
De regeling omtrent de bedienaar van het Vormsel, die vanaf de oudste tijden bij de Oosterse christenen heeft gegolden, moet volledig worden hersteld. De priesters kunnen dus dit sacrament toedienen met chrisma, gewijd door de patriarch of de bisschop. Vgl. Paus Innocentius IV, Brief, Aan de bisschop van Tusculum, Sub catholicae professione (6 mrt 1254), 4 Vgl. 2e Concilie van Lyon, 4e Zitting - Geloofsbelijdenis van Keizer Michael Palaiologos, Sessio IV - Professio fidei Michaelis Palaeologi (6 juli 1274) Vgl. Concilie van Florence, Decreet, Sessio VIII - 8e Sessie: Decreet voor de Armeniërs, Exsultate Deo - Decretum pro Armenis (22 nov 1439), 11 Vgl. Paus Clemens VIII, Instructie, Sanctissimus (31 aug 1595) Vgl. Paus Benedictus XIV, Apostolische Constitutie, Etsi Pastoralis (26 mei 1742), 2.3 Vgl. Synode van Laodicia, Canones (1 jan 364), 48 Zie: Synode van Sis van de Armeniërs van 1342; Synode van de Libanon van de Maronieten van 1736, P. II, cap. III, no. 2, en andere particuliere synoden.
Alle Oosterse priesters kunnen dit sacrament, tegelijk met het Doopsel of gescheiden daarvan, geldig toedienen aan alle gelovigen van elke ritus, ook van de Latijnse, waarbij zij met het oog op de geoorloofdheid de bepalingen moeten onderhouden van het algemene en particuliere recht. Zie de Instructie van het H. Officie (aan de bisschop van Spis) van 1783; de Congregatie de Propaganda Fide (voor de Kopten) van 15 maart 1790, n. XIII, Decreet van 6 oktober 1863, C.a. Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, 17e Zondag door het Jaar (Jaar A) - Sint Pietersplein, De vreugde een zin in zijn leven te ontdekken (26 juli 2020) Zie Congregatie van het H. Officie, Resp. van 22 april 1896 met de brief van 19 mei 1896 Eveneens kunnen de priesters van de Latijnse ritus, overeenkomstig hun bevoegdheden aangaande de toediening van dit sacrament, het toedienen ook aan de gelovigen van de Oosterse Kerken, zonder dat dit iets afdoet aan de ritus; hierbij moeten zij met het oog op de geoorloofdheid de bepalingen onderhouden van het algemene of particuliere recht. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 782. § 4 Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, 17e Zondag door het Jaar (Jaar A) - Sint Pietersplein, De vreugde een zin in zijn leven te ontdekken (26 juli 2020)
De gelovigen zijn verplicht, op zon- en feestdagen de goddelijke Liturgie mee te vieren of, overeenkomstig de voorschriften of het gebruik, deel te nemen aan het goddelijk Officie Vgl. Synode van Laodicia, Canones (1 jan 364), 29 Zie S. Nicephorus, C.P., cap. XIV; Syn. Duinen. Armenorum van 719, can. 31; S. Theodorus Studita, serm. 21; Vgl. Paus Nicolaas I, Antwoorden aan de Bulgaren, Ad consulta vestra bulgarorum (13 nov 866). : "In quorum Apostolorum"; "Nos Cupitis"; "Quod interrogatis"; "Praeterea consulitis"; "Si die Dominica" Zie en particuliere synoden Om de gelovigen de vervulling van deze plicht te vergemakkelijken wordt bepaald, dat de tijd, waarbinnen men aan dit voorschrift kan voldoen, loopt vanaf de Vespers van de vigilie tot aan het einde van de zon- of feestdag. Dit is iets nieuws, tenminste waar de verplichting bestaat, de heilige Liturgie bij te wonen; het houdt overigens verband met de liturgische dag bij de oosterse christenen. De gelovigen worden dringend aangespoord om op deze dagen en nog vaker en zelfs dagelijks de heilige Eucharistie te ontvangen. Zie de Canones Apostolorum, 8 en 9; de Synode van Antiochië van 341, can. 2; Timotheus van Alexandrië, Interrogatio; Innocentius III, Constitutie Quia divinae van 4 januari 1215; en talrijke jongere particuliere synoden van de Oosterse Kerken.
Omdat in eenzelfde streek of gebied steeds een gemengde bevolking leeft van gelovigen uit verschillende particuliere Kerken, strekt de biecht jurisdictie van de priesters van elke ritus, hun rechtmatig en zonder enige beperking verleend door hun eigen hiërarchen, zich uit tot heel het gebied van deze laatsten en ook tot de plaatsen en gelovigen van elke ritus in dat gebied, tenzij de plaatselijke hiërarch dit uitdrukkelijk heeft uitgesloten voor de plaatsen van zijn ritus. Zonder het territoriaal karakter van de jurisdictie aan te tasten wil deze canon, voor het geestelijk heil van de gelovigen, een regeling treffen met het oog op een meervoudige jurisdictie binnen eenzelfde territorium.
Teneinde de oude praktijk met betrekking tot het wijdingssacrament in de Oosterse Kerk in ere te herstellen, spreekt dit heilig Concilie de wens uit, dat het blijvende diaconaat opnieuw daar zal worden ingevoerd, waar het in onbruik is geraakt. Zie het eerste concilie van Nicea, can. 18; de synode van Neocaesarea van 314/325, can. 12; de Synode van Sardica van 343, can. 8; de H. Leo de Grote, Brief Omnium quidem, van 13 januari 444; de concilies van Chalcedon, can. 6; van Constantinopel IV, can. 23, 26; enz. Wat betreft het subdiaconaat en de lagere wijdingen alsmede de rechten en verplichtingen hiervan, moet het wetgevend Gezag van elke particuliere Kerk de nodige maatregelen treffen. Het subdiaconaat wordt in verschillende Oosterse Kerken als een lagere wijding beschouwd, maar volgens het Motu proprio Cleri sanctitati van Pius XII gelden daarvoor de verplichtingen van de hogere wijdingen. De canon stelt voor om met betrekking tot de verplichtingen van de subdiakens terug te keren tot de oude praktijk van de afzonderlijke kerken, in afwijking van het algemeen recht van Cleri sanctitati