21 november 1964
Alle Oosterse priesters kunnen dit sacrament, tegelijk met het Doopsel of gescheiden daarvan, geldig toedienen aan alle gelovigen van elke ritus, ook van de Latijnse, waarbij zij met het oog op de geoorloofdheid de bepalingen moeten onderhouden van het algemene en particuliere recht. Zie de Instructie van het H. Officie (aan de bisschop van Spis) van 1783; de Congregatie de Propaganda Fide (voor de Kopten) van 15 maart 1790, n. XIII, Decreet van 6 oktober 1863, C.a. Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, 17e Zondag door het Jaar (Jaar A) - Sint Pietersplein, De vreugde een zin in zijn leven te ontdekken (26 juli 2020) Zie Congregatie van het H. Officie, Resp. van 22 april 1896 met de brief van 19 mei 1896 Eveneens kunnen de priesters van de Latijnse ritus, overeenkomstig hun bevoegdheden aangaande de toediening van dit sacrament, het toedienen ook aan de gelovigen van de Oosterse Kerken, zonder dat dit iets afdoet aan de ritus; hierbij moeten zij met het oog op de geoorloofdheid de bepalingen onderhouden van het algemene of particuliere recht. Wetboek, Codex Iuris Canonici (1917) (27 mei 1917), 782. § 4 Vgl. Paus Franciscus, Angelus/Regina Caeli, 17e Zondag door het Jaar (Jaar A) - Sint Pietersplein, De vreugde een zin in zijn leven te ontdekken (26 juli 2020)