“God is geest, en wie Hem aanbidden, moeten Hem in geest en waarheid aanbidden” (
Joh. 4, 24). Deze woorden heeft Jezus gesproken in een ander heilzaam gesprek, dat met de Samaritaanse. Het grote jubileum dat gevierd zal worden aan het einde van dit millennium en het begin van het volgende, moet een krachtige oproep betekenen, gericht aan allen die “God in geest en waarheid aanbidden”. Het moet voor allen een bijzondere gelegenheid zijn om na te denken over het mysterie van de drie-ene God, die in zichzelf geheel transcendent is ten opzichte van de wereld, speciaal van de zichtbare wereld; Hij is immers volmaakte Geest: “God is Geest” (Ibid.) Tegelijk is Hij op bewonderenswaardige wijze niet slechts deze wereld nabij, maar hierin ook aanwezig en in zekere zin immanent; Hij doordringt haar en maakt haar van binnen uit levend. Dit geldt bijzonder voorde mens: God is in het innerlijk van zijn wezen als gedachte, geweten en hart; een psychologische en ontologische werkelijkheid bij de beschouwing waarvan Sint Augustinus zei dat Hij
“interior intimo meo” – dieper in mij dan mijn eigen innerlijk – is
Vgl. H. Augustinus, Belijdenissen, Confessiones. III, 6, 11: CCL 27, 33. Deze woorden helpen ons beter de woorden te begrijpen die Jezus tot de Samaritaanse heeft gericht: “God is geest”. Alleen de Geest kan interior intimo meo zijn, hetzij in het wezen hetzij in de geestelijke ervaring; alleen de Geest kan zozeer immanent zijn in de mens en in de wereld, terwijl Hij onaantastbaar en onveranderlijk blijft in zijn absolute transcendentie.
Maar in Jezus Christus is de goddelijke tegenwoordigheid in de wereld en in de mens op een nieuwe en zichtbare wijze verschenen. In Hem is waarlijk “de genade verschenen” Vgl. Tit. 2, 11
. De liefde van God de Vader, gave, oneindige genade, beginsel van leven, is verschenen in Christus, en in zijn mensheid is zij “deel” uit gaan maken van het heelal, van het menselijke geslacht, van de geschiedenis. Deze “verschijning” van de genade in de mensengeschiedenis door Jezus Christus heeft zich voltrokken door het werk van de Heilige Geest, die het beginsel is van heel het heilswerk van God in de wereld: Hij, de verborgen God” Vgl. Jes. 45, 15
, die als liefde en gave “het aardrijk vervult” Vgl. Wijsh. 1, 7
. Heel het leven van de Kerk dat zich in het grote jubileum uiten zal, betekent de verborgen God tegemoet gaan: de Geest die het leven geeft, tegemoet gaan.