H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
Het werk van de Geest die het leven geeft bereikt zijn hoogtepunt in het mysterie van menswording. Het is alleen mogelijk het leven dat in God is in heel zijn volheid, te geven door er het leven van het maken van een Mens, zoals Christus is in zijn mensheid waarvan het Woord de persoon is in de hypostatische vereniging. Met de menswording gaat tevens op een nieuwe wijze de bron open van dit goddelijke leven in de geschiedenis van de mensheid: de Heilige Geest. Het Woord, “de eerstgeborene van heel de schepping”, wordt “de eerstgeborene onder vele broeders” (Rom. 8, 29), en zo wordt Hij ook het hoofd van het lichaam dat de Kerk is, die op het kruis geboren en op Pinksteren geopenbaard zal worden – en in de Kerk het hoofd van de mensheid: van de mensen van alle naties, van alle rassen, van alle landen en culturen, van alle talen en werelddelen, allen geroepen tot het heil. “Het Woord is vlees geworden (het Woord in wie) het leven was en dat leven was het licht der mensen... Aan allen die Hem aanvaarden...gaf Hij het vermogen om kinderen van God te worden” Vgl. Joh. 1, 14.4.12 . Dit alles is bewerkt en wordt onophoudelijk bewerkt “door de Heilige Geest”.
“Kinderen van God” zijn immers, zoals de apostel leert, “allen die zich laten leiden door de Geest van God” Vgl. Rom. 8, 14 . Het kindschap door goddelijke aanneming wordt in de mensen geboren op grond van het mysterie van de menswording, dank zij Christus dus, de eeuwige Zoon. Maar de geboorte of wedergeboorte vindt plaats wanneer God de Vader “de Geest van zijn Zoon in ons hart zendt” Vgl. Gal. 4, 6 Vgl. Rom. 5, 5 Vgl. 2 Kor. 1, 2 . Want dan “ontvangen wij een geest van kindschap die ons doet roepen: Abba, Vader!” (Rom. 8, 15). Daarom is het kindschap Gods dat door de heiligmakende genade in de menselijke ziel wordt gelegd, werk van de Heilige Geest. “De Geest zelf bevestigt het getuigenis van onze geest dat wij kinderen van God zijn. Maar als wij kinderen zijn, dan ook erfgenamen, en wel erfgenamen van God, tezamen met Christus” (Rom. 8, 16s.). De heiligmakende genade is in de mens het beginsel en de bron van het nieuwe leven: goddelijk, bovennatuurlijk leven.
De schenking van dit nieuwe leven is als het definitieve antwoord van God op de woorden van de psalmist waarin op zekere wijze de stem van alle schepselen doorklinkt: “Als Gij uw Geest zendt, zal alles herschapen worden en zult Ge het aanschijn van de aarde vernieuwen” Vgl. Ps. 104, 30 . Hij die in het mysterie van de schepping aan de mens en aan heelal het leven geeft in zijn vele zichtbare en onzichtbare vormen, vernieuwt dit ook door het mysterie van de menswording. Zo wordt hierdoor de schepping vervolmaakt waarin de krachten van de verlossing doordringen die de mensen en al wat geschapen is aangrijpen. Dit zegt ons Sint Paulus wiens kosmisch-theologische visie het woord van de oude psalmist lijkt te hernemen: de schepping “verlangt vurig naar de openbaring van Gods kinderen” (Rom. 8, 19) ofwel van hen die God “tevoren heeft gekend” en ook “tevoren bestemd heeft tot gelijkvormigheid met het beeld van zijn Zoon” (Rom. 8, 29). Zo is er een bovennatuurlijke “adoptie” van de mensen waarvan de bron de Heilige Geest is, de liefde en de gave. Als zondanig wordt Hij aan de mens geschonken. En in de overvloed van de ongeschapen gave vangt in het hart van ieder mens de speciale geschapen schenking aan waardoor de mensen “deel krijgen aan Gods eigen wezen” Vgl. 2 Petr. 1, 4 . Zo wordt het menselijke leven door deelname doortrokken van het goddelijke leven en krijgt het ook een goddelijke, bovennatuurlijke dimensie. Dan is er het nieuwe leven, waarin de mensen door de deelname aan het mysterie van de menswording ”in de Heilige Geest toegang hebben tot de Vader” Vgl. Ef. 2, 18 Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Goddelijke openbaring, Dei Verbum (18 nov 1965), 2. Er is dus een nauw verband tussen de Geest die het leven geeft, en de heiligmakende genade en de vele bovennatuurlijke levenskrachten die hieruit voortvloeien in de mens: tussen de ongeschapen Geest en de geschapen menselijke geest.