H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
Het grote jubileum dat het tweede millennium zal besluiten en waarop de Kerk zich reeds voorbereidt, heeft een direct christologisch karakter: het gaat immers om de viering van de geboorte van Jezus Christus. Het heeft tevens een pneumatologisch karakter, omdat het mysterie van de menswording geschied is, “door de Heilige Geest”. Het is “bewerkt” door de Geest die, één in wezen met de Vader en de Zoon, in het absolute mysterie van de drie-ene God de Persoon is die liefde is, de ongeschapen gave die de eeuwige bron is van iedere schenking welke van God komt in de orde van de schepping, en het onmiddellijk beginsel en in zekere zin het subject van de zelfmededeling van God in de orde van de genade. Het mysterie van de menswording vormt het hoogtepunt van deze schenking, van deze goddelijke zelfmededeling. De ontvangenis en de geboorte van Jezus Christus zijn het grootste werk dat de Heilige Geest verricht heeft in de geschiedenis van de schepping en van het heil: de hoogste genade – gratia unionis – genade van vereniging -, bron van alle genaden, zoals Sint Thomas verklaart Vgl. H. Thomas van Aquino, Summa Theologiae. III q. 2 aa. 10-12; q. 6a. 6; q. 7a. 13.. Het grote jubileum heeft betrekking op dit werk en ook – als wij tot het diepste ervan doordringen – op de bewerker van dit werk, op de Persoon van de Heilige Geest.
Aan de “volheid van de tijd” beantwoordt waarlijk een bijzondere volheid van de zelfmededeling van de drie-ene God in de Heilige Geest. “Door de Heilige Geest” voltrekt zich het mysterie van de hypostatische vereniging – dat wil zeggen van de vereniging van de goddelijke en de menselijke natuur, van de godheid en de mensheid, in de ene Persoon van het Woord, de Zoon, Toen Maria op het ogenblik van de aankondiging haar “fiat” uitsprak: “Mij geschiede naar uw woord” (Lc. 1, 38), ontving zij op maagdelijke wijze een mens, de Mensenzoon, die Zoon van God is. Door deze “vermenselijking” van het Woord, de Zoon, bereikt de zelfmededeling van God haar definitieve volheid in de geschiedenis van de schepping en van het heil. Deze volheid wordt bijzonder kernachtig en welsprekend uitgedrukt in de tekst van het evangelie van Johannes: “Het Woord is vlees geworden” (Joh. 1, 14). De menswording van God de Zoon betekent dat niet alleen de menselijke natuur in de eenheid met God wordt opgenomen, maar daarin in zekere zin alles wat “vlees” is: heel de mensheid, heel de onzichtbare en stoffelijke wereld. De menswording heeft dus ook kosmische betekenis, een kosmische dimensie. De “eerstgeborene van heel de schepping” (Kol. 1, 15) verenigt zich door in de individuele mensheid van Christus mens te worden op zekere wijze met de gehele werkelijkheid van de mens, die ook “vlees” is Vgl. Gen. 9, 11 Vgl. Deut. 5, 26 Vgl. Job 34, 15 Vgl. Ps. 145, 21 Vgl. Jes. 40, 6 Vgl. Jes. 52, 10 Vgl. Lc. 3, 6 Vgl. 1 Petr. 1, 24 , en daarin met alle “vlees”, met heel de schepping.