H. Paus Johannes Paulus II - 18 mei 1986
Wij hebben gezegd dat de Heilige Geest op het hoogtepunt van het paasmysterie definitief geopenbaard en op een nieuwe wijze tegenwoordig gesteld is. De verrezen Christus zegt tot de apostelen: “Ontvangt de Heilige Geest”. De Heilige Geest wordt op deze wijze geopenbaard, omdat de woorden van Christus de bevestiging vormen van de beloften en aankondigingen van de rede in het cenakel. Hiermee wordt de Parakleet ook op een nieuwe wijze tegenwoordig gesteld. Hij werkte reeds vanaf het begin in het mysterie van de schepping en in heel de geschiedenis van het Oude Verbond van God met de mens. Zijn werking is ten volle bevestigd door de zinding van de Mensenzoon als Messias, die gekomen is in de kracht van de Heilige Geest. Op het hoogtepunt van de Messiaanse zending van Jezus komt de Heilige Geest in het Paasmysterie geheel als goddelijk subject tegenwoordig: als degene die nu het heilswerk dat geworteld is in het kruisoffer, moet voortzetten. Dit werk wordt zonder twijfel door Jezus aan de mensen toevertrouwd: aan de apostelen, aan de Kerk. Maar in en door hen blijft de Heilige Geest de transcendente protagonist van dit werk in de geest van de mens en in de geschiedenis van de wereld: de onzichtbare en tegelijk alomtegenwoordige Parakleet! De Geest die “blaast waar Hij wil” Vgl. Joh. 3, 8 .
De woorden die de verrezen Christus gesproken heeft op de “eerste dag na de sabbat” maken bijzonder duidelijk dat de Parakleet-Helper aanwezig is als degene die “de wereld het overtuigend bewijs levert van wat zonde, gerechtigheid en oordeel is”. Want alleen in dit verband zijn de woorden duidelijk die Jezus onmiddellijk verbindt met de “gave” van de Heilige Geest aan de apostelen: “Ontvangt de Heilige Geest. Aan wie ge de zonden vergeeft, zijn ze vergeven, en aan wie ge ze niet vergeeft, zijn ze niet vergeven” (Joh. 20, 22, s.) Jezus verleent aan de apostelen de macht om de zonden te vergeven, met de bedoeling dat zij haar overdragen aan hun opvolgers in de Kerk. Maar deze macht die aan mensen is verleend, veronderstelt het heilshandelen van de Heilige Geest en sluit dit in. De Heilige Geest die het “licht van het hart” Vgl. Sequentie Veni, Sancte Spiritus wordt, dat wil zeggen van het geweten, “levert het overtuigend bewijs van wat zonde is”; Hij doet dus de mens zijn kwaad inzien en richt hem tegelijk op het goede. Dank zij de veelvoudigheid van zijn gaven waarom Hij aangeroepen wordt als de “zevenvoudige”, kan de heilskracht van God iedere soort zonde van de mens bereiken. Sint Bonaventura zegt terecht: “Krachtens de zeven gaven van de Heilige Geest wordt elk kwaad vernietigd en elk goed voortgebracht”. Vgl. H. Bonaventura, Collationes de septem donis Spiritus Sancti. Collatio II, 3 Vgl. H. Bonaventura, Ad Claras Aquas. V, 463
Onder de invloed van de Helper voltrekt zich dus de bekering van het menselijk hart die onmisbare voorwaarde is voor de vergeving van de zonden. Zonder echte bekering, die innerlijk berouw insluit, en zonder een oprecht en vast voornemen zich te beteren, blijven de zonden “niet vergeven”, zoals Jezus zegt en met Hem de Traditie van het Oude en het Nieuwe Verbond. De eerste woorden die Jezus aan het begin van zijn openbaar leven heeft gesproken, zijn volgens het Evangelie van Marcus: “Bekeert u en gelooft in de Blijde Boodschap” (Mc. 1, 15). De bevestiging van deze aansporing is het “aantonen van de zonde” dat de Heilige Geest op nieuwe wijze onderneemt uit kracht van de verlossing die bewerkt is door het bloed van de Mensenzoon. Daarom zegt de brief aan de Hebreeën dat dit “bloed het geweten zuivert” Vgl. Heb. 9, 14 . Het opent dus om zo te zeggen voor de Heilige Geest de weg naar het innerlijk van de mens, naar het heiligdom van het menselijk geweten.