H. Paus Johannes Paulus II - 25 juli 1984
De formulering van deze tekst toont duidelijk aan met welke bekommernis de auteur van de H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) de vragen van de hedendaagse mens in heel hun draagwijdte probeert onder ogen te zien. De relevantie van deze vragen veronderstelt een antwoord dat proportioneel doordacht en diepgaand is. Als het daarom aan de ene kant juist is een haarscherpe behandeling van de norm te verwachten, kan ook aan de andere kant worden verwacht dat geen klein gewicht wordt gegeven aan de pastorale argumenten, die rechtstreeks betrekking hebben op het leven van concrete mensen, juist van degenen die de in het begin vernoemde vragen stellen.
Paulus VI had altijd deze mensen voor ogen. De volgende passage van H. Paus Paulus VI - Encycliek
Humanae Vitae
Het menselijk leven en geboorteregelingen
(25 juli 1968) bewijst dit onder andere: “De leer van de Kerk over de geboorteregeling, die niets anders dan de goddelijke wet verkondigt, zal zonder twijfel aan velen niet alleen moeilijk, maar zelfs onmogelijk in praktijk te brengen schijnen. Zeker, zoals alle grote waarden die edel en belangrijk zijn, vergt deze wet van de individuele mens, van het gezin en van de gemeenschappen een vast voornemen en veel inspanning. Ja, zij zou niet na te leven zijn, als Gods genade, die de goede wil van de mensen steunt en sterkt, niet te hulp kwam. Maar als men de zaak nauwkeurig overweegt, zal men zeker inzien, dat deze inspanning de mens adelt en de maatschappij ten goede komt”. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Het menselijk leven en geboorteregelingen, Humanae Vitae (25 juli 1968), 20