H. Paus Johannes XXIII - 25 december 1961
In onze tijd nu ziet de Kerk dat de maatschappij ernstig geschokt wordt en een beslissend keerpunt tegemoet gaat. Terwijl de mensheid naar een nieuwe toestand wordt voortbewogen, wacht de Kerk een uitgebreide taak, zoals de gebeurtenissen in vroegere zeer moeilijke tijdsomstandigheden ons hebben geleerd. Want op dit ogenblik wordt van de Kerk geëist, dat zij de onafgebroken vitale goddelijke kracht van het Evangelie in de aderen van de huidige menselijke gemeenschap laat stromen, die zich weliswaar beroemt op de laatste successen in techniek en wetenschap, maar die tevens de gebreken van een sociale orde ondergaat, welke sommigen trachten te herstellen zonder met God rekening te houden. Bovendien moeten Wij constateren dat de mensen van onze tijd niet evenzeer in geestelijke goederen zijn vooruitgegaan als in materiële. Het gevolg hiervan is, dat zij op meer onverschillige wijze streven naar het onvergankelijke, maar daarentegen meestal met groter verlangen het vergankelijke genot van de wereld najagen, dat de vooruitgang van de techniek hen zo gemakkelijk biedt; tenslotte volgt hieruit, dat het strijdbare atheïsme stand houdt on tot talrijke volkeren doordringt, hetgeen wel zeker als een nieuw ontstellend verschijnsel moet beschouwd worden.