Aartsbisschop Charles J. Chaput - 23 mei 2018
De essentie van het Duitse voorstel voor intercommunie is dat men de heilige Communie zou kunnen delen, zelfs als er geen echte Kerk eenheid is. Dit raakt de kern van de ware natuur van het sacrament van de Eucharistie, want door zijn natuur zelf is de Eucharistie het lichaam van Christus. En het “lichaam van Christus” is zowel de reële als de substantiële tegenwoordigheid van Christus onder de gedaante van brood en wijn, en ook de Kerk zelf, de gemeenschap van de gelovigen verenigd in Christus, het Hoofd. De Communie ontvangen betekent publiek op plechtige wijze voor God en in de Kerk verkondigen dat men in communio is met Jezus en met de zichtbare gemeenschap die de Eucharistie viert.
Daarom bestaat er dus een wezenlijk verband tussen “het in communio zijn” met een gemeenschap en “Communie ontvangen” in die gemeenschap. Deze werkelijkheden verwijzen naar elkaar.
Veel dingen verbinden ons met de protestantse Christenen. De tijd van de bittere polemieken is voorbij, en ik tel onder de grote zegeningen in mijn leven de aanwezigheid en het voorbeeld van protestantse vrienden met een groot christelijk karakter, wijsheid en toewijding tot het Evangelie. Niets van wat ik hier schrijf is bedoeld om hun buitengewoon getuigenis te verminderen. Maar het is ook waar dat belangrijke dingen ons nog scheiden, en de thema’s die ons scheiden zijn niet zomaar verbale artefacten van een voorbije periode. Onze scheiding is een wonde in de eenheid van de Christenen, en ze is niet gewild door God; maar het is een realiteit die we moeten erkennen. Een onwaarheid binnenbrengen in het plechtigste ogenblik van iemands ontmoeting met Jezus in de Eucharistie — door zijn handelen zeggen “ik ben in communio”, wanneer iemand duidelijk aantoonbaar niet één is met die gemeenschap — is een leugen, en dus een zware belediging voor God.
In zijn encycliek van 2003 H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Ecclesia de Eucharistia
De Kerk leeft van de Eucharistie
(17 april 2003) schreef Johannes Paulus II:
De viering van de Eucharistie kan (…) niet het beginpunt zijn van gemeenschap; het vooronderstelt dat de gemeenschap reeds bestaat, een gemeenschap die zij zoekt te bestendigen en tot volmaaktheid te brengen. Het sacrament is een uitdrukking van die gemeenschapsband zowel in zijn onzichtbare dimensie die ons in Christus door de werking van de heilige Geest met de Vader en onderling verbindt, als in de zichtbare dimensie die de gemeenschap in de leer van de apostelen, in de sacramenten en in de hiërarchische orde betreft. De innige relatie die er bestaat tussen de onzichtbare elementen en de zichtbare elementen van de kerkelijke gemeenschap bouwt als het ware de Kerk op als sacrament van het heil. Alleen in deze samenhang kan er een geldige viering van de Eucharistie zijn, en een echte deelneming daaraan. Daaruit volgt dat het een intrinsiek vereiste van de Eucharistie is dat zij gevierd wordt in communio en wel zó dat de verschillende banden van die gemeenschap intact blijven.
Wat in Duitsland gebeurt zal niet in Duitsland blijven. De geschiedenis heeft ons die les reeds eerder geleerd.