Aartsbisschop Luis F. Ladaria, S.J. - Peter Kard. Turkson - 6 januari 2018
In dit verband moet worden benadrukt dat zelfs marktmechanismen, - alvorens te steunen op anonieme systemen ontwikkeld dankzij steeds gesofisticeerder technologieën -, gebaseerd zijn op relaties die zonder de vrije bijdrage van individuen niet zouden bestaan. Het is daarom vanzelfsprekend dat de economie, net zoals elke andere menselijke activiteit “een ethiek nodig heeft om goed te functioneren; niet om het even welke ethiek, maar een mensvriendelijke ethiek”. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 45
In die zin heeft onze tijd de grenzen getoond van een individualistische visie op de mens, herleid tot een consument, wiens voordeel vooral zou bestaan in het optimaliseren van zijn geldelijke gewin. De menselijke persoon bezit echter een unieke relationele natuur en een rationaliteit die altijd op zoek zijn naar een veel breder welbevinden dat niet kan herleid wor- den tot consumentenlogica of tot de economische aspecten van het leven. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 74
Deze fundamentele relationele natuur van de mens Vgl. Paus Franciscus, Toespraak, Tot het Europees Parlement - Straatsburg, Waardigheid van de mens en het belang van samenwerking in Europa (25 nov 2014), 23 wordt essentieel gekenmerkt door een rationaliteit die zich verzet tegen iedere zakelijke beperking tot zijn basisbehoeften. In dat opzicht kan niet langer verzwegen worden dat er tegenwoordig een tendens bestaat om iedere uitwisseling van “goederen” te ontmenselijken door ze te beperken tot een uitwisseling van “dingen”.
In werkelijkheid is het duidelijk dat de kwestie van de over- dracht van goederen tussen personen niet alleen van materie?le aard is, omdat materie?le goederen vaak de basis zijn van een immaterieel goed waarvan de concrete aan- of afwezigheid de kwaliteit zelf van de economische betrekkingen beslissend be- invloedt (bijvoorbeeld vertrouwen, rechtvaardigheid, samenwerking ...). Juist op dit niveau wordt duidelijk dat de logica van het geschenk zonder tegenprestatie niet als een alternatief moet gezien worden, maar als een realiteit die onlosmakelijk en complementair verbonden is met de uitwisseling van gelijkwaardige goederen. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 37
Het is gemakkelijk de voordelen te zien die voortvloeien uit een visie waarbij de mens als subject beschouwd wordt dat constitutief opgenomen is in een geheel van relaties. Deze relaties op zich zijn een positieve bron. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 55 Elke persoon wordt geboren in een familiale context, in een netwerk van relaties die hem voorafgaan en zonder dewelke hij niet zou kunnen bestaan. Vervolgens doorloopt de mens verschillende levensstadia dankzij relaties die hem in de wereld situeren in een voortdurend gedeelde vrijheid. Juist deze oorspronkelijke relaties tonen dat de mens een relationeel wezen is, wezenlijk bepaald door wat de christelijke openbaring “gemeenschap” noemt.
Dit oorspronkelijke gemeenschapskenmerk, dat in elke mens een spoor laat zien van de affiniteit met God die hem geschapen heeft en hem roept tot een relatie van gemeenschap met Hem, is wat hem uiteraard ook richt op een gemeenschapsleven, de fundamentele plaats voor zijn volledige ontplooiing. Deze karakteristiek als een oorspronkelijk, constitutief element van onze menselijke identiteit erkennen, maakt het mogelijk de anderen niet in de eerste plaats als potentiële concurrenten te zien, maar als mogelijke bondgenoten in de opbouw van het algemeen welzijn, dat pas dan authentiek is, als het tegelijkertijd allen en iedereen afzonderlijk ten goede komt. Deze relationele antropologie helpt de mens ook om de waarde te erkennen van economische strategieën die vooral de globale levenskwaliteit en niet louter het blinde winstbejag op het oog hebben. Ze moeten dus altijd integraal zijn, namelijk de hele persoon en alle mensen ten goede komen. In feite is geen enkele winst legitiem als het doel van de integrale ontwikkeling van de menselijke persoon, de universele bestemming van de goederen en de keuze of voorkeursliefde voor de armen Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, De ontwikkeling van de mens en de samenleving
Twintig jaar na Populorum Progressio van Paus Paulus VI, Sollicitudo Rei Socialis (30 dec 1987), 42 ontbreekt. Deze drie principes zijn nauw met elkaar verbonden. Ze zijn samen nodig om een meer rechtvaardige en solidaire wereld uit te bouwen.
Daarom mag de vooruitgang binnen een economisch systeem niet alleen gemeten worden op basis van kwantitatieve parameters en efficiëntie bij de winstproductie, maar moet men ook rekening houden met de levenskwaliteit die ze creëert en de sociale welstand die ze verspreidt: een welstand die niet louter tot materiële aspecten beperkt kan worden. Elk economisch systeem legitimeert zijn bestaan, niet alleen door de kwantitatieve groei van de economische uitwisseling, maar vooral door zijn vermogen om de ontwikkeling van de hele mens en alle mensen te waarborgen.
Welzijn en ontwikkeling vereisen en versterken elkaar Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 1908, en vragen duurzame politieke maatregelen en perspectieven op lange termijn. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 13 Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over vreugde van de liefde, Amoris Laetitia (19 mrt 2016), 44
In dit verband is het wenselijk dat met name universiteiten en businessscholen in hun leertrajecten, - niet in de marge of bijkomstig maar op een fundamentele manier -, opleidingen voorzien die leiden tot een beter begrip van de economie en de financiële sector in het licht van een volledige visie op de mens - dus niet beperkt tot enkele van zijn dimensies – en van een ethiek die deze uitdrukt. De sociale leer van de Kerk kan daarbij een grote hulp zijn.
Welzijn moet daarom beoordeeld worden aan de hand van criteria die verder gaan dan het bruto binnenlands product (bbp) van een land. Men moet ook rekening houden met andere parameters zoals bijvoorbeeld veiligheid, gezondheid, groei van het “menselijk kapitaal”, kwaliteit van het sociale leven en van het werk. Winst mag wel nagestreefd worden maar niet “tegen elke prijs” en niet als enig allesomvattend referentiepunt van het economische handelen.
Hier worden criteria van vermenselijking en culturele uitdrukkingsvormen en denkwijzen, waaronder belangeloosheid, belangrijk.
Kortom, de ontdekking en realisatie van het ware en het rechtvaardige als iets goeds op zich, vormen de norm van wat berekend wordt. Vgl. Bijvoorbeeld het devies Ora et labora, die de regel van de Heilige Benedictus van Nursia in herinnering brengt. In zijn eenvoud laat deze spreuk zien dat het gebed, vooral het liturgisch gebed, ons opent voor de relatie met deze God, die zich in Jezus Christus en in zijn Geest openbaart als goedheid en waarheid, en ons in die zin ook de aangewezen vorm aanreikt om een betere en echtere, meer menswaardige wereld op te bouwen. Winst en solidariteit zijn dan niet langer antagonisten. Waar egoïsme en persoonlijke belangen zegevieren, is het voor de mens moeilijk om de vruchtbare kringloop tussen winst en gave te erkennen omdat de zonde die band wil verdoezelen en verbreken. In een waarachtig menselijk perspectief ontstaat daarentegen een positieve kringloop tussen winst en solidariteit die dankzij het vrije handelen van de mens, alle positieve mogelijkheden van de markten kan vrijmaken.
Hoezeer dit principe van belangeloosheid de mensen aanspreekt, toont ook de gouden regel die Jezus in het Evangelie verwoordt en die ons oproept om de anderen te behandelen zoals wij willen dat ze ons behandelen (Mt. 7, 12)(Lc. 6, 31).
Geen enkele economische activiteit kan blijven groeien als een gezonde vorm van vrij initiatief er niet kan gedijen. Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Centesimus Annus (1 mei 1991), 17.24.42 Vandaag is het echter ook duidelijk dat als de vrijheid van de economische actoren absoluut en los van haar intrinsieke verwijzing naar het ware en het goede verstaan wordt, zij dan machtscentra en vormen van oligarchie doet ontstaan die op lange termijn de doeltreffendheid van het economisch systeem zelf ondermijnen. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 105 Vgl. H. Paus Paulus VI, Encycliek, Over de ontwikkeling van de volken, Populorum Progressio (26 mrt 1967), 9 Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 203
Vanuit dit oogpunt is het eenvoudiger om te zien dat politici maar met moeite hun oorspronkelijke roeping als dienaars van het algemeen belang kunnen vervullen. Zij worden immers geconfronteerd met de toenemende en alles doordringende macht van invloedrijke betrokkenen en van grote economische en financiële netwerken. Dikwijls worden zij door de supranationaliteit van deze betrokkenen en de volatiliteit van het door hen beheerde kapitaal gedesoriënteerd en machteloos. Soms worden ze ook verleid om zich te onderwerpen aan belangen die tegenstrijdig zijn aan het algemeen welzijn. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 175 Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 36. Over de noodzakelijke band tussen economie en politiek: “Het economisch leven kan niet alle sociale problemen oplossen alleen maar door de logica van het marktdenken te verruimen. Het moet gericht worden op het bereiken van het algemeen welzijn, waarvoor eerst en vooral de politieke gemeenschap zorg moet dragen. Daarbij mag niet worden vergeten dat het loskoppelen van de economische bedrijvigheid, die de creatie van rijkdom beoogt, van de politiek, die door herverdeling voor rechtvaardigheid moet zorgen, tot ernstige onevenwichtheden leidt”.
Een vernieuwd samenwerkingsverband tussen de economische en politieke betrokkenen wordt nog dringender om al wat in dienst staat van de integrale ontwikkeling van de persoon en van de samenleving als geheel te bevorderen door de eisen van solidariteit en subsidiariteit bij elkaar te houden. Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 58
In principe zijn alle systemen en middelen die de markten gebruiken om hun distributiecapaciteit te vergroten moreel toelaatbaar Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 64, in zoverre ze de menselijke waardigheid en het algemeen welzijn eerbiedigen.
Toch blijkt dat de markten als machtige motoren van de economie niet in staat zijn zichzelf te reguleren. Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over de aanpassing van de sociale orde, Quadragesimo Anno (15 mei 1931), 89 Vgl. Paus Benedictus XVI, Encycliek, Liefde in Waarheid - Over de integrale ontwikkeling van de mens in liefde en waarheid, Caritas in Veritate (29 juni 2009), 35 Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 204 Ze kunnen niet de voorwaarden scheppen die hen goed laten functioneren (sociale cohesie, rechtvaardigheid, vertrouwen, veiligheid, wetten ...), en ook niet de effecten en krachten die schadelijk zijn voor de menselijke samenleving verbeteren (ongelijkheden, aantasting van het milieu, sociale onzekerheid, fraude ...).
Niettegenstaande vele financiële actoren persoonlijk goede en rechtvaardige bedoelingen hebben, kan men bovendien vandaag niet ontkennen dat de financiële sector door zijn alomtegenwoordigheid en pertinente capaciteit de reële economie te beïnvloeden en in zekere zin te domineren, een plaats is waar egoïsme en misbruik de samenleving ongeziene schade kunnen berokkenen.
Hierbij moet worden opgemerkt dat er situaties bestaan in de economische en financiële wereld, waarin bepaalde praktijken niet direct ethisch onaanvaardbaar zijn, maar toch in de onmiddellijke nabijheid van immoraliteit komen. Het zijn situaties die heel gemakkelijk leiden tot misbruik en bedrog, vooral tegenover hen die zich in de minst gunstige positie bevinden. Bijvoorbeeld, de verkoop van bepaalde financiële producten is legitiem op zich, maar wanneer men daarbij in een situatie van ongelijkheid profiteert van de onwetendheid of de contractuele zwakte van de betrokken partij, is dit een schending van de relationele correctheid en dus een ernstige inbreuk op ethisch vlak.
De complexiteit van talrijke financiële producten maakt deze ongelijkheid vandaag tot een inherent element van het systeem zelf. Deze plaatst de kopers in een ondergeschikte positie tegenover de deskundigen die de producten op de markt brengen. Daarom wordt van verschillende kanten gevraagd om het traditionele principe caveat emptor, ‘koper wees op je hoede’ te overstijgen. Volgens dit principe heeft vooral de koper de plicht om de kwaliteit van het verworven goed na te gaan. Dit principe veronderstelt dat beide partijen een gelijke deskundigheid bezitten om hun belangen te verdedigen. Maar in de realiteit bestaat deze situatie niet, hetzij vanwege de duidelijke hiërarchische relatie die in verschillende soorten contracten is vastgelegd (bijvoorbeeld tussen kredietverstrekker en kredietnemer), hetzij vanwege de complexe structuur van veel financiële transacties.
Net zoals vele andere bezittingen van de mens is geld op zich een goed middel. Het staat ter beschikking van zijn vrijheid en het vergroot zijn mogelijkheden. Dit middel kan zich echter gemakkelijk tegen de mens keren. Ook de financiering van het bedrijfsleven, door bedrijven dankzij hun beursgang toegang te verlenen tot de vrije kapitaalmarkt, is op zich iets positiefs. Maar dit fenomeen kan vandaag subtiel een verkeerde financiering van de economie versterken. Het zorgt ervoor dat de virtuele rijkdom die zich hoofdzakelijk concentreert op transacties, gekenmerkt door zuiver speculatieve intenties en hoogfrequente handel (high frequency trading), buitensporig veel kapitaal aantrekt, waardoor het aan de positieve kringloop van de reële economie onttrokken wordt. Vgl. Paus Franciscus, Encycliek, 'Wees geprezen' - over de zorg voor het gemeenschappelijke huis, Laudato Si' (24 mei 2015), 109
Wat meer dan een eeuw geleden voorspeld werd, is nu helaas werkelijkheid geworden. De opbrengst uit kapitaal ondermijnt de opbrengst uit arbeid en dreigt die zelfs te verdringen. De opbrengst uit arbeid wordt vaak gedegradeerd tot de marge van de grote belangen van het economische systeem. Daaruit volgt dat de arbeid zelf, met zijn waardigheid, niet alleen steeds meer bedreigd wordt, maar ook gevaar loopt om niet langer een “goed” voor de mensen te zijn Vgl. H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Op de negentigste verjaardag van de encycliek Rerum Novarum, Laborem Exercens (14 sept 1981), 9, maar louter een ruilmiddel binnen de ongelijke sociale relaties.
In deze omkering van de relatie tussen middel en doel, waarbij arbeid van iets goeds op zich, een “instrument” wordt, en geld als middel een “doel” wordt, ligt precies de vruchtbare bodem van de “wegwerpcultuur”, die zonder scrupules en amoreel, brede bevolkingsgroepen marginaliseert door hen van waardige arbeid te beroven en hen zo “zonder vooruitzichten, zonder toekomst” achter te laten: “Het gaat niet meer alleen om het fenomeen van uitbuiting en onderdrukking, maar om iets nieuws: met de uitsluiting wordt – tot in de wortel zelf – het participeren aan de samenleving waarin men leeft, geraakt. Dan leeft men niet meer machteloos aan de zelfkant of in de marge, maar buiten de samenleving. Uitgestotenen worden niet ‘uitgebuit’, ze zijn overschot, ‘resten’ ”. Vgl. Paus Franciscus, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de verkondiging van het Evangelie in de wereld van vandaag - Naar aanleiding van de Bisschoppensynode 2012 over de nieuwe evangelisatie, Evangelii Gaudium (24 nov 2013), 369
Hoe kunnen we in dit verband niet denken aan de onvervangbare sociale functie van het krediet waarvan de toekenning in de eerste plaats onder de verantwoordelijkheid van gekwalificeerde en betrouwbare financiële tussenpersonen valt. Op dat vlak is het duidelijk dat de toepassing van een buitensporig hoog rentetarief voor de kredietnemer onhoudbaar is. Zo’n transacties zijn ook vanuit ethisch standpunt ongeoorloofd en bovendien slecht voor het goed functioneren van de economie. Altijd al heeft het menselijk geweten zo’n aanpak en woekerpraktijken hoogst onrechtvaardig gevonden en zijn ze ook een belemmering voor de goede werking van het economische systeem.
Hier wordt duidelijk dat de roeping van de financiële sector vooral in de dienst aan de reële economie staat. Ze is geroepen om met moreel legitieme middelen waarde te creëren en de vrijmaking van kapitaal te bevorderen om een positieve circulatie van de rijkdom te bewerkstelligen. Vgl. Pauselijke Raad "Justitia et Pax", Compendium van de Sociale Leer van de Kerk (26 okt 2004), 369 Bij wijze van voorbeeld: coöperatieve kredietinstellingen, microkrediet, overheidskrediet aan gezinnen, bedrijven, lokale gemeenschappen of hulpkrediet aan landen in ontwikkeling zijn heel positieve realisaties en het aanmoedigen waard.
Nergens wordt duidelijker als in deze context, dat geld zijn positief potentieel helemaal kan ontvouwen en dat het vanuit ethisch standpunt ongeoorloofd is om de maatschappelijke kredieten aan buitensporige risico’s bloot te stellen door ze hoofdzakelijk voor speculatieve doeleinden te gebruiken.Zo’n praktijk is vanuit ethisch standpunt bijzonder betreurenswaardig wanneer het winstbejag van een minderheid, denk aan grote beleggingsfondsen, gebruik maakt van gewaagde speculaties Vgl. Catechismus-Compendium, Catechismus van de Katholieke Kerk (15 aug 1997), 2409 om een kunstmatige daling van de koers van overheidsobligaties uit te lokken, zonder er zich zorgen over te maken dat dit de economische situatie van hele landen negatief beïnvloedt of verergert. Deze praktijk brengt niet alleen de openbare saneringsprojecten in gevaar, maar ook de economische stabiliteit van miljoenen gezinnen. Hierdoor worden de overheidsinstanties dan gedwongen om tussen te komen met veel overheidsgeld, wat uiteindelijk zelfs de goede werking van de politieke systemen kunstmatig beïnvloedt.
Speculatie, vooral in de economische en financiële sector, bedreigt vandaag alle andere belangrijke bedoelingen die aan de menselijke vrijheid ten grondslag liggen. Deze factor ondermijnt het immense erfgoed van waarden die aan de basis liggen van onze samenleving als een plaats van vreedzame co-existentie, ontmoeting, solidariteit, vernieuwde wederkerigheid en verantwoordelijkheid voor het algemeen belang. In deze context ziet het ernaar uit dat woorden als “efficiëntie”, “concurrentie”, “leiderschap”, “verdienste”, alle ruimte innemen. Ze krijgen een betekenis die uiteindelijk de kwaliteit van de contacten verarmt en reduceert tot een louter numerieke coëfficiënt.
Om dit aan te pakken, dient men opnieuw de mens centraal te stellen. Hierdoor krijgt men opnieuw zicht op die overvloed van waarden die de mens toelaten om zichzelf terug te vinden, samenlevingen uit te bouwen als plaatsen van gastvrijheid en inclusie, waar de zwaksten hun plaats vinden en rijkdom ten dienste staat van het welzijn van allen. Kortom, plaatsen waar het goed is om te wonen en gemakkelijk om te hopen.