
H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
De waardigheid van de lekengelovigen blijkt ten volle als wij kijken naar de eerste en fundamentele roeping die de Vader in Jezus Christus door de Heilige Geest tot ieder van hen richt: de roeping tot heiligheid of tot de volmaaktheid der liefde. De heilige is de meest schitterende getuige van de waardigheid die verleend is aan de leerling van Christus.
Het Tweede Vaticaans Concilie heeft zeer verhelderende woorden gewijd aan de algemene roeping tot heiligheid. Men kan zeggen dat juist dit de allereerste opdracht is die toevertrouwd is aan alle zonen en dochters van de Kerk door een Concilie dat bedoeld was voor de evangelische vernieuwing van het christelijke leven. Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 39-42. In het bijzonder het vijfde hoofdstuk dat handelt over “de algemene roeping tot heiligheid in de Kerk” Deze opdracht is niet een eenvoudige morele aansporing maar een onontkoombare eis van het mysterie van de Kerk: deze is de uitgelezen wijngaard waarin de ranken leven en groeien door het heilige en heiligmakende sap zelf van Christus; zij is het mystieke lichaam, waarvan de ledematen deelhebben aan het leven van heiligheid zelf van het Hoofd dat Christus is; zij is de Bruidegom, die bemind wordt door de Heer Jezus, die Zichzelf heeft overgeleverd om haar te heiligen Vgl. Ef. 5, 25. vv. .
De Geest die de menselijke natuur van Jezus geheiligd heeft in de maagdelijke schoot van Maria Vgl. Lc. 1, 35 , is dezelfde als de Geest die woont en werkt in de Kerk met het doel om haar de heiligheid mee te delen van de mensgeworden Zoon van God.
Het is nu meer dan ooit nodig dat alle christenen weer de weg inslaan van de evangelische vernieuwing en met edelmoedigheid de uitnodiging van de apostel aanvaarden om “heilig te zijn in heel het gedrag” Vgl. 1 Pt. 1, 15 . De buitengewone synode van 1985, twintig jaar na de sluiting van het Concilie, heeft terecht hierop aangedrongen: "Aangezien de Kerk mysterie is in Christus, moet zij beschouwd worden als teken en instrument van heiligheid (...) De heiligen zijn steeds bron en oorsprong van vernieuwing geweest in de meest moeilijke omstandigheden in heel de geschiedenis van de Kerk. Wij hebben nu een zeer grote behoefte aan heiligen die wij met volharding moeten afsmeken van God” Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 10. II, A, 4.
In de Kerk ontvangen allen de algemene roeping tot heiligheid, welke zij dus met elkaar delen, juist omdat zij leden van de Kerk zijn. De lekengelovigen worden daartoe op volledige wijze geroepen zonder enig verschil met de andere leden van de Kerk: “Alle christengelovigen, tot welke stand of staat zij ook behoren, zijn tot de volheid van het christelijke leven en de volmaaktheid van de liefde geroepen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 40; “Voor alle gelovigen geldt dus de uitnodiging en verplichting om de heiligheid en de volmaaktheid van hun eigen staat na te streven” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 42. Deze plechtige en ondubbelzinnige verklaringen van het Concilie houden opnieuw een fundamentele waarheid van het christelijke geloof voor. Zo heeft bij voorbeeld Pius XI in de encycliek Casti Connubii, die gericht is aan de christelijke gehuwden, geschreven: “Allen, onverschillig tot welke klasse zij behoren en welke eerbare levensstaat zij ook gekozen hebben, kunnen en moeten het volmaakte voorbeeld van alle heiligheid navolgen dat God aan de mensen voorgehouden heeft en dat onze Heer Jezus Christus is; en met Gods hulp kunnen en moeten zij ook de hoogste top van de christelijke volmaaktheid bereiken, zoals het voorbeeld van vele heiligen ons toont” Vgl. Paus Pius XI, Encycliek, Over het Christelijk huwelijk, met inachtneming der in gezin en maatschappij heersende toestanden, noden, dwalingen en misbruiken, Casti Connubii (31 dec 1930), 29.
De roeping heiligheid is in het Doopsel geworteld en wordt opnieuw voorgehouden door de andere Sacramenten, vooral door de Eucharistie: bekleed met Jezus Christus en gelaafd door zijn Geest zijn de Christenen “heilig” en daarom zijn zij bekwaam en verplicht om de heiligheid van hun zijn tot uitdrukking te brengen in de heiligheid van heel hun handelen. De apostel Paulus wordt niet moe alle Christenen aan te sporen om te leven zoals het heiligen betaamt Vgl. Ef. 5, 3 .
Het leven volgens de Geest wiens vrucht de heiligheid is Vgl. Rom. 6,22 Vgl. Gal. 5, 22 , wekt bij alle gedoopten en bij iedere gedoopte het volgen en navolgen van Jezus Christus op een vraagt dit van allen en ieder, door de aanvaarding van de zaligsprekingen, door het luisteren naar en overwegen van het Woord Gods, door de bewuste en actieve deelname aan het liturgische en sacramentele leven de Kerk, door het individuele gebed en het gebed in het gezin en in de gemeenschap, door de honger en dorst naar gerechtigheid, door de beoefening van het gebod van de liefde in alle levensomstandigheden en door de dienst aan de broeders, speciaal als zij gering, arm en ziek zijn.