H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Ook het christelijke gezin vormt, als “huiskerk”, een natuurlijke en fundamentele school voor de geloofsvorming: de vader en de moeder ontvangen door het sacrament van het huwelijk de genade en de taak van de christelijke opvoeding van hun kinderen, voor wie ze getuigenis afleggen van zowel menselijke als godsdienstige waarden en aan wie ze deze doorgeven. Als de kinderen leren spreken, leren zij ook God te loven, die zij dichtbij voelen als liefderijke en zorgzame Vader; als de kinderen de eerste gebaren van liefde leren, leren zij ook zich open te stellen voor de anderen en in de gave van zichzelf de zin van het menselijke leven te verstaan.
Het dagelijkse leven zelf van een echt christelijk gezin vormt de eerste “ervaring van Kerk”, welke bestemd is om bevestigd en ontwikkeld te worden in de geleidelijke actieve en verantwoordelijke opneming van de kinderen in de grotere kerkelijke gemeenschap en in de burgerlijke maatschappij. Hoe meer de christelijke echtgenoten en ouders zullen groeien in het bewustzijn dat hun “huiskerk” deelt in het leven en in de zending van de universele Kerk, des te meer zullen de kinderen gevormd kunnen worden tot de “zin voor de Kerk” en zullen zij heel de schoonheid ervaren van het wijden van hun krachten aan de dienst van het Rijk Gods.
Belangrijke plaatsen van vorming zijn ook de katholieke scholen en universiteiten, alsmede de centra van geestelijke vernieuwing welke zich steeds meer verspreiden. Zoals de synodevaders opgemerkt hebben, is de deelname van de christelijke ouders aan het leven van de school, welke overigens steeds noodzakelijk en onvervangbaar is, niet meer alleen voldoende in de huidige sociale en historische context, die getekend is door een diepe sociale omkeer; er moeten lekengelovigen voorbereid worden die zich aan het opvoedkundige werk wijden als aan een echte en eigenlijke kerkelijke zending; er moeten “opvoedkundige gemeenschappen” gesticht en ontwikkeld worden die gevormd worden door ouders, leerkrachten, priesters, religieuzen en vertegenwoordigers van de jongeren tezamen. En opdat de school waardig haar vormingstaak kan vervullen, moeten de lekengelovigen zich verplicht voelen om van allen een echte vrijheid van opvoeding te eisen, ook door middel van een gepaste burgerlijke wetgeving, en om deze vrijheid voor allen te bevorderen. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 44
De synodevaders hebben woorden van waardering en aanmoediging gehad voor alle lekengelovigen, mannen en vrouwen, die met burgerzin en christelijke geest en opvoedkundige taak uitoefenen in de school en in de vormingsinstituten. Zij hebben er bovendien op gewezen dat het dringend noodzakelijk is dat de lekengelovigen die onderwijzers en docenten zijn op de verschillende katholieke of niet-katholieke scholen, echte getuigen van het evangelie zijn door het voorbeeld van hun leven, hun deskundigheid en rechtschapenheid en de christelijke inspiratie van hun onderricht, natuurlijk altijd met behoud van de autonomie van de verschillende wetenschappen en vakken.
Het is bijzonder belangrijk dat het wetenschappelijke en technische onderzoek dat verricht wordt door de lekengelovigen gedragen wordt door het criterium van de dienst aan de mens in het geheel van zijn waarden en eisen. Aan deze lekengelovigen vertrouwt de Kerk de taak toe om voor allen de nauwe band te verduidelijken welke er bestaat tussen geloof en wetenschap tussen Evangelie en menselijke cultuur. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 45
In een voorstel lezen wij
“Deze synode roept op tot een profetisch functioneren van katholieke scholen en universiteiten, en prijst, omwille van hun toewijding leermeesters en docenten, nu voor het merendeel leken, zo dat de instellingen voor een katholieke opvoeding mannen en vrouwen kunnen vormen, in wie het Nieuwe Gebod geïncarneerd is. de gelijktijdige aanwezigheid van priesters en leken alsmede van mannelijke en vrouwelijke religieuzen, biedt een levendig beeld van de Kerk aan de leerlingen, en maakt de kennis van haar rijkdom gemakkelijker. Vgl. Congregatie Katholieke Vorming (seminaries en universiteiten), De lekenopvoeder, geloofsgetuige op scholen (15 okt 1982)" Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 44
Ook de groepen verenigingen en bewegingen hebben een plaats in de vorming van de lekengelovigen: zij hebben de mogelijkheid om ieder met eigen methoden een vorming te geven die diep ingebed ligt in de ervaring van apostolisch leven zelf, zoals zij ook de gelegenheid hebben om de vorming die hun aanhangers ontvangen van andere personen en gemeenschappen, te integreren, te concretiseren en te specificeren.