H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Inderdaad moeten diverse kerkelijke situaties de afwezigheid of de te schaarse aanwezigheid van de mannen betreuren: een deel van hen verzaakt aan de kerkelijke verantwoordelijkheden, welke zij de vrouw alleen laten dragen. Zo bijvoorbeeld de deelname aan het liturgische gebed in de Kerk, de opvoeding en in het bijzonder het godsdienstonderricht van de eigen kinderen en van andere kinderen, de aanwezigheid bij godsdienstige en culturele ontmoetingen, de medewerking aan caritatieve en missionaire activiteiten.
Men moet derhalve in de pastoraal aandringen op de gecordineerde aanwezigheid van mannen en vrouwen, opdat de deelname van de lekengelovigen aan de heilszending van de Kerk vollediger, harmonischer en rijker wordt. De fundamentele reden voor de eis en de verklaring van de gezamelijke aanwezigheid en van de samenwerking van mannen en vrouwen is niet alleen, zoals opgemerkt, het grotere belang en de grotere doeltreffendheid van de pastorale actie van de Kerk en nog minder alleen het eenvoudige sociologische gegeven van een menselijke samenleving die uiteraard is samengesteld uit mannen en vrouwen. Het is veeleer het oorspronkelijke plan van de Schepper die van het “begin” af de mens gewild heeft als “eenheid van de twee” , de man en de vrouw gewild heeft als eerste persoonsgemeenschap, welke de wortel is van iedere andere gemeenschap, en tevens als “teken” van de interpersoonlijke liefdegemeenschap die het geheimvolle innerlijke leven van de drieënige God vormt.
Juist hierom is de meest gewone wijdvertakte tegelijk fundamentele manier om de gecoördineerde en harmonische aanwezigheid van mannen en vrouwen in het leven en de zending van de Kerk te verzekeren de uitoefening van de taken en de verantwoordelijkheden van het christelijke echtpaar en het christelijke gezin waarin de verscheidenheid van de verschillende vormen van liefde en leven doorstraalt en meegedeeld wordt: de echtelijke, de vaderlijke en de moederlijke, de kinderlijke en de broederlijke vorm. in de exhortatie H. Paus Johannes Paulus II - Postsynodale Apostolische Exhortatie
Familiaris Consortio
Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd
(22 november 1981)lezen wij:
“Als het waar is dat het christelijke gezin een gemeenschap is waarvan de banden door Christus in het geloof en in de sacramenten zijn vernieuwd, dan moet zijn deelneming aan de zending van de Kerk geschieden op de wijze van een gemeenschap: samen dus, de echtgenoten als echtpaar, de ouders en kinderen als gezin, moeten de leden hun dienst aan de Kerk en aan de wereld vervullen. (...) Het christelijke gezin bouwt het Rijk van God op in de geschiedenis door de dagelijkse relaties die zijn levensconditie betreffen en kenmerken: het is derhalve in de huwelijks- en gezinsliefde - verwezenlijkt in haar uitzonderlijke rijkdom van waarden en eisen van totaliteit, exclusiviteit, trouw en vruchtbaarheid - dat de deelneming van het christelijk gezin aan de profetische, priesterlijke en koninklijke zending van Jezus Christus en van de Kerk zich uitdrukt en verwerkelijkt” H. Paus Johannes Paulus II, Postsynodale Apostolische Exhortatie, Over de taken van het christelijk gezin in de wereld van deze tijd, Familiaris Consortio (22 nov 1981), 50
Zich in dit perspectief plaatsend hebben de synodevaders herinnerd aan de betekenis die het sacrament van het huwelijk in de Kerk en in de maatschappij moet krijgen om alle relaties tussen man en vrouw te belichten en te bezielen. Wat dit betreft hebben zij de urgente noodzaak bevestigd voor iedere christen,
“ dat hij de boodschap van hoop, die vervalt ligt in de relatie van de man tot de vrouw, moet beleven en verkondigen. Het huwelijkssacrament, dat deze relatie heiligt in de vorm van hun echtelijke relatie en dat deze relatie uitlegt als een teken van de relatie van Christus tot zijn Kerk, houdt een hoogst belangrijke leer voor het leven van de Kerk in, die namelijk door middel van de Kerk door moet dringen tot de hedendaagse wereld; al die relaties moeten met die geest worden doordrenkt. De Kerk moet vollediger van deze rijkdom gebruik maken” Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 46.
De synodevaders zelf hebben terecht opgemerkt dat “de waardering van de maagdelijkheid en de eerbied voor het moederschap beide in ere hersteld moeten worden” Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 47: nogmaals voor de onplooiing van verschillende en complementaire roepingen in het levende kader van de kerkelijke gemeenschap en ten dienste van haar voortdurende groei.
De mens is geroepen tot de vreugde, maar ervaart dagelijks vele vormen van lijden en smart. De synodevaders hebben zich in hun slotboodschap met de volgende woorden gericht tot de mannen en vrouwen die door allerlei vormen van lijden en smart getroffen zijn:
“Gij die verlaten en uitgesloten zijt door onze consumptiemaatschappij; gij, zieken, gehandicapten, armen, hongerden, uitgestotenen, vluchtelingen, gevangenen, werkelozen, bejaarden, verlaten kinderen en eenzame personen, gij, slachtoffers van oorlog en geweld, die voortkomen uit onze permissieve maatschappij. De Kerk deelt in uw lijden dat tot de Heer voert, u deelgenoten maakt van zijn verlossend lijden en doet leven in het licht van zijn verlosser. Wij rekenen op u om aan de gehele wereld te leren wat liefde is. wij zullen al het mogelijke doen opdat u in de maatschappijen in de Kerk de plaats vindt waarop u recht hebt” Bisschoppensynodes, Slottekst 7e Bisschoppensynode: Boodschap aan het Volk van God, Per concilii semitis ad Populum Dei Nuntius (29 okt 1987), 13
In de context van een wereld zonder grenzen zoals die van het menselijke lijden, richten wij nu onze aandacht op degenen die getroffen zijn door ziekte in verschillende vormen: de ziekte is immers de meest voorkomende en meest verbreide vorm van menselijk lijden.
De oproep van de Heer is gericht tot allen en ieder: Ook de zieken worden als arbeiders in zijn wijngaard gezonden. De last die de ledematen van het lichaam vermoeit en de sereniteit van de ziel verstoort, verre van hen af te houden van het werken in de wijngaard, roept hen op om hun menselijke en christelijke roeping te verwerkelijken om deel te nemen aan de groei van het Rijk Gods op nieuwe en meer kostbare wijzen. De woorden van de apostel Paulus moeten hun programma worden, maar zij zijn op de eerste plaats een licht dat voor hun ogen de genade doet stralen welke hun situatie zelf betekent: “Ik (...) mag (...) in mijn lichaam aanvullen wat nog ontbreekt aan de verdrukkingen van de Christus, ten bate van zijn lichaam, dat is de Kerk”. Vgl. Kol. 1, 24 Juist door dit te ontdekken is de apostel tot de vreugde gekomen: “Op het ogenblik verheug ik mij dat ik voor u mag lijden”. Vgl. Kol. 1, 24 Op dergelijke wijze kunnen vele zieken boden worden van de “vreugde van de Heilige Geest onder allerlei beproevingen” Vgl. 1 Tess. 1, 6 en getuigen zijn van de verrijzenis van Jezus. Zoals een gehandicapte in zijn interventie in de aula van de synode verklaard heeft
“is het van groot belang het feit in het licht te stellen dat de christenen die in de omstandigheden van ziekte, lijden en ouderdom leven, door God uitgenodigd worden niet alleen om hun eigen lijden met het lijden van Christus te verenigen maar ook om reeds nu in zichzelf de vernieuwende kracht en de vreugde van de verrezen Christus te ontvangen en deze aan de anderen over te dragen Vgl. 2 Kor. 4, 10-11 Vgl. 1 Pt. 4, 13 Vgl. Rom. 8, 18. vv ”. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 53
De Kerk die voortgekomen is “uit dit mysterieuze geheim van de verlossing door het kruis van Christus”, “moet zich daarom erop toeleggen vooral de mens die onder het lijden gebukt gaat, op deze lijdensweg tegemoet te treden. Want in deze ontmoeting wordt de mens echt “de weg van de Kerk”; deze weg is verreweg de belangrijkste van alle wegen”, zoals men in de apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Salvifici doloris
Over de christelijke zin van het menselijke lijden
(11 februari 1984) leest. H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de christelijke zin van het menselijke lijden, Salvifici doloris (11 feb 1984), 3 De lijdende mens is de weg van de Kerk omdat hij vooral de weg van Christus zelf is, de barmhartige Samaritaan die “niet in een boog om hem heen loopt” maar “medelijden krijgt, op hem toetreedt, zijn wonden verbindt en voor hem zorgt”. Vgl. Lc. 10, 32-33
Van eeuw tot eeuw heeft de christelijke gemeenschap de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan uit het Evangelie overgeschreven in de onmetelijke menigte van de zieke en lijdende mensen en de genezende en troostende liefde van Jezus Christus geopenbaard en meegedeeld. Dat is gebeurd door middel van het getuigenis van het religieuze leven dat gewijd is aan de dienst van de zieken, en door middel van de onvermoeibare inspanning van alle werkers in de gezondheidszorg. Ook in de katholieke ziekenhuizen en verpleeghuizen zelf wordt het lekenpersoneel nu steeds talrijker en soms zijn er alleen uitsluitend leken, mannen en vrouwen; juist zij, artsen, verpleegkundigen, andere gezondheidswerkers, vrijwilligers, zijn geroepen om het levende beeld van Christus en van zijn Kerk te zijn in de liefde voor de zieken en de lijdenden.