H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
De voorwaarde voor het verzekeren van de passende aanwezigheid van de vrouw in de Kerk en in de maatschappij is een meer doordringende en nauwkeurige bestudering van de antropologische fundamenten van de mannelijke en vrouwelijke conditie, met het doel de eigen persoonlijke identiteit van de vrouw in haar relatie van verscheidenheid en van wederkerige complementariteit met de man te preciseren, niet alleen wat de taken en functies betreft die zij moet vervullen, maar ook en meer diepgaand wat haar structuur en persoonlijke betekenis aangaat. De synodevaders hebben deze eis levendig aangevoeld en zij hebben verklaard dat “de antropologische en theologische grondslagen voor de oplossing van de problemen met betrekking tot de ware betekenis en waardigheid van beide sexen diepgaande studies behoeven” Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 47.
Door zich toe te leggen op de reflectie over de antropologische en theologische fundamenten van de vrouwelijke conditie plaatst de Kerk zich in het historische proces van de verschillende bewegingen voor de promotie van de vrouw; en zij brengt haar meest kostbare bijdrage in door af te dalen tot de wortels zelf van het persoon-zijn van de vrouw. Maar nog eerder en meer wil de Kerk op deze wijze gehoorzamen aan God die de mens schiep "als zijn beeld” en “hen man en vrouw schiep” (Gen. 1, 27), zoals zij de uitnodiging van God wil aannemen tot het kennen, bewonderen en uitvoeren van zijn plan. Het is een plan dat “in het begin” onuitwisbaar gedrukt is in het wezen zelf van de mens – man en vrouw – en dus in zijn belangrijke structuren en diepe drijfveren.
Juist dit uiterst wijze en liefdevolle plan vraagt om onderzocht te worden in heel de rijkdom van zijn inhoud: het is de rijkdom die van het “begin” af geleidelijk tot uiting en tot verwekelijking is gekomen in de loop van heel de heilsgeschiedenis en gecumuleerd is in de “volheid van de tijd” , toen “God zijn Zoon gezonden heeft, geboren uit een vrouw” (Gal. 4, 4). Die “volheid” duurt voort in de geschiedenis: het plan van God met de vrouw is onophoudelijk uitgelegd en moet steeds uitgelegd worden in het geloof van de Kerk, ook met behulp van het leven van vele christelijke vrouwen. Zonder de hulp te vergeten die kan komen van de diverse menswetenschappen en van de verschillende culturen: deze kunnen door een verhelderd onderscheidingsvermogen helpen om de waarden en eisen te begrijpen en verduidelijken welke tot het eeuwige wezen van de vrouw behoren, en de waarden en eisen die verbonden zijn met de historische ontwikkeling van de culturen. Zoals het Tweede Vaticaans Concilie ons in herinnering: “De Kerk houdt eraan vast, dat er bij alle veranderingen veel is dat niet verandert en dat zijn eigenlijke fundament in Christus heeft, die gisteren en heden en in eeuwigheid dezelfde is” Vgl. Heb. 13, 8 " 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk in de wereld van deze tijd, Gaudium et Spes (7 dec 1965), 10.
De apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Mulieris Dignitatem
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
(15 augustus 1988) blijft stilstaan bij de antropologische en theologische fundamenten van de persoonlijkwaardigheid van de vrouw. Het document herneemt, vervolgt en specificeert de overwegingen van de woensdagse cathechese welk lange tijd gewijd is geweest aan de “theologie van het lichaam” . Het wil tevens de vervulling zijn van een belofte in de encycliek H. Paus Johannes Paulus II - Encycliek
Redemptoris Mater
Moeder van de Verlosser
(25 maart 1987) H. Paus Johannes Paulus II, Encycliek, Moeder van de Verlosser, Redemptoris Mater (25 mrt 1987), 46. Nadat de encycliek Redemptoris mater opgemerkt heeft dat de “”mariale dimensie van het christelijk leven een bijzonder accent krijgt waar het om de vrouw en haar conditie gaat”, schrijft zij: “De vrouwelijkheid staat immers op speciale wijze in relatie met de Moeder van de Verlosser; een thema dat elders nader uitgewerkt zal kunnen worden. Hier wil ik alleen opmerken dat de pesoon van Maria van Nazaret licht werpt op de vrouw als zodanig door het feit zelf dat God zich in de sublieme gebeurtenis van de incarnatie van de Zoon heeft toevertrouwd aan de vrije en actieve dienst van een vrouw. Daarom kan men zeggen dat de vrouw die naar Maria kijkt in haar het geheim vindt om op waardige wijze haar vrouw – zijn te beleven en haar echte verheffing te realiseren. In het licht van Maria ziet de Kerk op het gelaat van iedere vrouw een schoonheid die de spiegel is van de meest verheven gevoelens waartoe het menselijke hart in staat is: de totale offervaardigheid van de liefde; de kracht die weet te weerstaan aan de grootste smart; de onbeperkte trouw en de onvermoeibare zorg; het vermogen om de doordringende intuïtie te verenigen met het woord van ondersteuning en bemoediging” en het antwoord op het verzoek van de synodevaders.
De lezing van de brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Mulieris Dignitatem
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
(15 augustus 1988) zal, ook vanwege zijn karakter van bijbels – theologische meditatie, allen, mannen en vrouwen, en in het bijzonder beoefenaars van de menswetenschappen en de theologische vakken kunnen aansporen de kritische studie voort te zetten om zo, op basis van de persoonlijke waardigheid van de man en de vrouw en van hun wederzijdse relatie, steeds beter de specifieke waarden en gaven van de vrouwelijkheid en de mannelijke te verdiepen, niet alleen in het kader van het sociale leven maar ook en vooral in het kader van het christelijke en kerkelijke bestaan.
De meditatie over de antropologische en theologische fundamenten van het vrouw – zijn moet het christelijke antwoord verlichten en leiden op de zo vaak gehoorde en soms zo acute vraag over de ”ruimte” die de vrouw kan en moet hebben in de Kerk en in de maatschappij. Uit het woord en de houding van Christus welke normatief zijn voor de Kerk, blijkt met grote duidelijkheid dat er geen discriminatie bestaat op het vlak van de betrekking met Christus, waarin “ er geen man en vrouw meer is, omdat in Christus Jezus allen tezamen één persoon zijn” Vgl. Gal. 3, 28 , en op het vlak van de deelname aan het leven en aan de heiligheid van de Kerk, zoals de profetie van Joël welke op Pinksteren in vervulling is gegaan, op schitterende wijze verzekert: “Ik zal mijn geest uitstorten over alle mensen, uw zonen en uw dochters zullen profeteren” (l 3, 1) Vgl. Hand. 2, 17 vv .
Zoals te lezen staat in de apostolische brief H. Paus Johannes Paulus II - Apostolische Brief
Mulieris Dignitatem
Over de waardigheid en de roeping van de vrouw
(15 augustus 1988):
“Beiden - de vrouw evenzeer als de man - (...) zijn (...) in gelijke mate ontvankelijk (...) voor de gaven van de goddelijke waarheid en van de liefde in de heilige Geest. Beiden ontvangen zijn heilzame en heiligende “bezoeken” H. Paus Johannes Paulus II, Apostolische Brief, Over de waardigheid en de roeping van de vrouw, Mulieris Dignitatem (15 aug 1988), 16.