H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Hij schrijft: “Het is mogelijk de verscheidenheid van de uren toe te passen op de verschillende leeftijden van de mens. De morgen kan volgens onze interpetatie zeker de kinderjaren betekenen. Verder kan het derde uur gezien worden als de jongelingsjaren: de zon beweegt zich naar haar hoogtepunt, de gloed van de leeftijd neemt toe. Het zesde uur is de leeftijd van de volwassenen: de zon staat hoog aan de hemel; op deze leeftijd krijgt men zijn volle kracht. Het negende uur betekent de ouderdom, omdat deze leeftijd de gloed van de jonge jaren begint te verliezen, zoals de zon afdaalt van haar hoogste punt. Het elfde uur is de leeftijd van de hoogbejaarden. (...) De arbeiders worden dus op verschillende uren naar de wijngaard geroepen, als om te zeggen dat de een tijdens de kinderjaren tot een heilig leven gevoerd wordt, een ander in de jongelingsjaren, een ander in de ouderdom en weer een ander op zeer hoge leeftijd.” H. Paus Gregorius de Grote, Homilieën over de Evangelies, In Evangelium Homiliae. 1, XIX, 2: PL 76, 1155
Wij kunnen de uitleg van de heilige Gregorius de Grote hernemen en uitbreiden in verband met de buitengewone verscheidenheid van mensen in de Kerk, die allen en ieder geroepen zijn om te werken voor de komst van het Rijk Gods volgens de verschillende roepingen en situaties, charisma’s en bedieningen.
Het is verscheidenheid die niet alleen verband houdt met de leeftijd maar ook met het onderscheid van sekse en met verschillende gaven, alsmede met de roepingen en de levensomstandigheden; het is een verscheidenheid die de rijkdom van de Kerk levendiger en concreter maakt.