H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
Rond het derde uur ging hij er weer op uit en zag nog anderen werkloos op de markt staan tot wie hij zei: “ Gaat ook naar mijn wijngaard en ik zal u geven wat billijk is “ (Mt. 20, 3-4).
Van die dag in het verre verleden blijft de opgroep van de Heer weerklinken in de loop van de geschiedenis: “ Gaat ook gij naar mijn wijngaard” ; hij wordt gericht tot iedere mens die in de wereld komt.
Door de hernieuwde uitstorting van de Pinkstergeest die heeft plaatsgevonden met de Tweede Vaticaans Concilie, is in de Kerk van deze tijd een levendiger bewustzijn van haar missionaire aard gerijpt; zij heeft opnieuw de stem van haar Heer gehoord die haar in de wereld zendt als “ universeel sacrament van het heil” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 48.
Gaat ook gij. De oproep betreft niet alleen de herders, de priesters, de religieuzen, maar strekt zich uit tot allen: ook de lekengelovigen worden persoonlijk door de Heer geroepen, van wie zij een zending ontvangen voor de Kerk en voor de wereld.
De heilige Gregorius de Grote herinnert hieraan in een preek tot het volk, waarin hij de parabel van de arbeiders van de wijngaard als volgt toelicht: “kijkt naar uw wijze van leven, dierbare broeders, en beziet of ge al arbeiders van de Heer zijt. Een ieder moet nagaan wat hij doet en zien of hij in de wijngaard van de Heer werkt”. H. Paus Gregorius de Grote, Homilieën over de Evangelies, In Evangelium Homiliae. I, XIX, 2: PL. 76,1155.
Vooral het Concilie met zijn buitengewoon rijke leerstellige, geestelijke en pastorale nalatenschap heeft zeer mooie bladzijden gewijd aan de natuur, de waardigheid, de spiritualiteit, de zending en de verantwoordelijkheid van de lekengelovigen. En de Concilievaders hebben het appél van Christus laten weerklinken en alle leken gelovigen, mannen en vrouwen, opgeroepen om in zijn wijngaard te gaan werken :
“Het heilig Concilie doet dus een dringend beroep op alle leken om de stem van Christus, die hen in dit uur met meer aandrang uitnodigt, en de aandrang van de heilige Geest spontaan, edelmoedig en bereidvaardig te beantwoorden. Mogen de jongeren heel speciaal het gevoel hebben, dat deze oproep direct tot hen is gericht, en mogen zij er blij en edelmoedig gevolg aan geven. De Heer zelf immers nodigt door deze heilige kerkvergadering alle leken opnieuw uit om zich dag in dag uit nauwer met Hem te verenigen en deelgenoot te worden in zijn heil brengende zending, door zich zijn gezindheid eigen te maken Vgl. Fil. 2, 5 ; en wederom zendt Hij hen uit naar iedere stad en plaats waar Hij zelf gaat komen Vgl. Lc. 10, 1 ” 2e Vaticaans Concilie, Decreet, Over het lekenapostolaat, Apostolicam Actuositatem (18 nov 1965), 33.
Gaat ook gij naar mijn wijngaard. Deze woorden hebben nogmaals op geestelijke wijze weerklonken tijdens de vergaderingen van de bisschoppensynode die van 1 tot 30 oktober 1987 te Rome gehouden is. De vaders zijn in de voetsporen van het Concilie getreden en hebben zich open gesteld voor het licht van de persoonlijke en gemeenschappelijke ervaringen van de gehele Kerk. Verrijkt door de voorafgaande synoden hebben zijn op specifieke wijze en in ruime mate het thema van de roeping en de zending van de leken in de Kerk en in de wereld behandeld.
Op die vergadering van bisschoppen was een deskundige vertegenwoordiging van lekengelovigen aanwezig, mannen en vrouwen, die een kostbare bijdrage geleverd hebben aan het werk van de synode, zoals openlijk erkend in de homilie van de sluiting:
“Wij danken voor het feit dat wij in de loop van de synode niet slechts de vreugde hebben gekend van de deelname van de leken (auditores en auditrices) maar meer nog de vreugde dat het verloop van de synodale beraadslagingen ons de gelegenheid geboden heeft te luisteren naar de stem van de genodigden, die als vertegenwoordigers van de leken uit alle delen van de wereld, uit de diverse landen, gekomen zijn, en dat het ons heeft laten profiteren van hun ervaringen, raadgevingen en suggesties, die voortkomen uit hun liefde voor de gemeenschappelijk zaak “. H. Paus Johannes Paulus II, Homilie, Slothomilie 7e Gewone Algemene Bisschoppensynode, De roeping en missie van de leek in Kerk en wereld twintig jaar het Tweede Vaticaans Concilie (30 okt 1987)
Met de blik gericht op de periode na het Concilie hebben de Concilievaders kunnen constateren dat de Geest de Kerk is blijven verjongen en nieuwe krachten van heiligheid en deelname in vele lekengelovigen heeft opgewekt. Daarvan getuigen onder meer de nieuwe stijl van samenwerking tussen priesters, religieuzen en lekengelovigen; de actieve deelname aan de liturgie, aan de verkondiging van het woord van God en aan de catechese; de veelvuldige diensten en taken die toevertrouwd zijn aan de lekengelovigen en die zij op zich genomen hebben; de weelderige bloei van groepen, verenigingen en bewegingen van lekenspiritualiteit en –activiteit; de ruimere en belangrijkere deelname van de vrouwen aan het Kerk en aan de ontwikkeling van de maatschappij.
De Synode heeft tevens opgemerkt dat de weg van de leken na het concilie niet vrij is gebleven van moeilijkheden en gevaren. Men kan in het bijzonder herinneren aan twee verleidingen waaraan zij zich niet steeds hebben weten te onttrekken: de verleiding om de belangstelling zo sterk te richten op de kerkelijke diensten en taken, dat zij vaak vervallen zijn in praktische onverschilligheid voor hun specifieke verantwoordelijkheid in de wereld van beroep, maatschappij, economie, cultuur en politiek, en de verleiding om de onrechtmatige scheiding tussen geloof en leven, tussen de aanvaarding van het evangelie en de concrete actie in de meest verschillende tijdelijke en aardse realiteiten, te rechtvaardigen. In de loop van haar werk heeft de Synode voortdurend verwezen naar het Tweede Vaticaans Concilie waarvan het onderricht over de leken na twintig jaar verrassend actueel en soms van profetische draagwijdte is gebleken. Dit onderricht is in staat om licht te werpen op en de weg te wijzen naar de antwoorden die nu op de nieuwe problemen gegeven moeten worden. In feite hebben de synodevaders de uitdaging aangenomen om de concrete wegen te bepalen waarlangs de schitterende “theorie” over de leken die het concilie geformuleerd heeft, een echte kerkelijke “praktijk” kan worden. Sommige problemen dringen zich op door een zekere “nieuwheid” , zodat men ze, minstens in chronologische zin, postconilaire problemen kan noemen.
In de loop van hun beraadslagingen en overwegingen hebben de synodevaders daaraan terecht bijzondere aandacht gewijd. Daaronder dienen vermeld te worden de problemen die de kerkelijke taken en diensten betreffen die toevertrouwd zijn aan de lekengelovigen of aan hen toevertrouwd moeten worden, de verspreiding en groei van nieuwe “bewegingen” naast andere vormen van lekenverenigingen, de plaats van de vrouw in de Kerk zowel als in de maatschappij.
Aan het eind van het werk dat de synodevaders met grote inzet, bekwaamheid en edelmoedigheid hebben verricht, hebben zij het verlangen geuit en gevraagd, dat ik te gelegener tijd de Wereldkerk een slotdocument over de lekengelovigen zou aanbieden. Vgl. Bisschoppensynodes, Propositiones n.a.v. de 10e Bisschoppensynode over de Leken (30 okt 1987), 1 Deze postsynodale apostolische exhortatie wil heel de rijkdom van het werk van de synode ter beschikking stellen, vanaf de Lineamenti tot aan het Instrumentum laboris, vanaf het rapport ter inleiding tot aan de interventies van de afzonderlijke bisschoppen en leken en tot aan het samenvattende rapport na de discussie in de aula, vanaf de beraadslagingen en voordrachten in de kleinere groepen tot en met de voorstellen en de slotboodschap. Daarom plaatst het onderhavige document zich niet naast de synode, maar vormt het er de getrouwe en samenhangende uitdrukking van.
Het is de vrucht van een collegiale samenwerking, tot het uiteindelijke resultaat waarvan de Raad van het algemeen Secretariaat van de Synode en het Secretariaat zelf hun bijdrage geleverd hebben. Het doel dat de exhortatie wil bereiken is het opwekken en bevorderen van een meer besliste bewustwording van de gave en de verantwoordelijkheid die alle lekengelovigen, en ieder van hen afzonderlijk, hebben in de gemeenschap en de zending van de Kerk.