H. Paus Johannes Paulus II - 30 december 1988
De leer over de Kerkgemeenschap is de centrale idee die de Kerk op het Tweede Vaticaans Concilie opnieuw over zichzelf heeft voorgehouden, zoals de buitengewone synode die in 1985, twintig jaar na het Concilie, gehouden is, in herinnering heeft gebracht:
“De ecclesiologie van de Kerk als gemeenschap is de centrale en fundamentele idee in de documenten van het Concilie. De koinonia–gemeenschap , die gebaseerd is op de heilige Schrift, is in de oude Kerk hoog in ere gehouden en in de Oosterse kerken tot aan onze dagen toe. Daarom is door het Tweede Vaticaans Concilie veel gedaan om de Kerk te zien als gemeenschap en daaraan in het leven concrete gestalte te geven.
Wat betekent het complexe woord “communio”? In de grond gaat het om de gemeenschap met God door Jezus Christus in de heilige Geest. Deze gemeenschap is er in het woord van God en in de Sacramenten. Het Doopsel is de deur en de grondslag van de gemeenschap in de Kerk.
De Eucharistie is de bron en het hoogtepunt van heel het christelijke leven Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 11. De gemeenschap met het eucharistische lichaam van Christus betekent en bewerkt, d.w.z. sticht, de innige gemeenschap van alle gelovigen in het lichaam van Christus dat de Kerk is (1 Kor. 10, 16)” Bisschoppensynodes, In Gods Woord viert de Kerk de mysteries van Christus voor het heil van de wereld - Eindrapport van de 2e Buitengewone Bisschoppensynode: 20 jaar na de sluiting van het Tweede Vaticaans Concilie, Ecclesia sub Verbo Dei mysteria Christi celebrans pro salute mundi (7 dec 1985), 18.
Paulus VI richtte zich kort na het Concilie als volgt tot de gelovigen:
“De Kerk is een gemeenschap. Wat wil gemeenschap in dit geval zeggen? Wij wijzen u op de paragraaf van de catechismus die spreekt over de sanctorum communio, de gemeenschap van de heiligen betekent een tweevoudige vitale deelname: de inlijving van christenen in het leven van Christus en het doorstromen van dezelfde liefde in het gehele samenstel van gelovigen, in deze wereld en in de andere. Vereniging met Christus en in Christus; en vereniging tussen de christenen in de Kerk” H. Paus Paulus VI, Audiëntie, De Kerk liefhebben als Christus' Bruid en onze moeder (8 juni 1966).
De bijbelse beelden waarmee het Concilie ons heeft willen brengen tot de beschouwing van het mysterie van de Kerk, stellen de realiteit van de kerkgemeenschap in het licht in haar onverbrekelijke dimensie van gemeenschap van de christenen met Christus en van gemeenschap van de christenen onderling. Het zijn de beelden van de schaapstal, de kudde, de wijnstok, het geestelijke bouwwerk, de heilige stad Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 6. Het is vooral het beeld van het lichaam dat de apostel Paulus voorstelt, wiens leer op verfrissende en aantrekkelijke wijze door talrijke bladzijden van het Concilie stroomt Vgl. 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 7. en passim.. Het Concilie neemt op zijn beurt uit de gehele heilsgeschiedenis het beeld van de Kerk als volk van God over en houdt dit opnieuw voor: “het heeft God behaagd de mensen geenszins afzonderlijk, zonder enig onderling verband, te heiligen en te redden, maar hen tot een volk te verenigen dat Hem naar waarheid zou erkennen en in heiligheid zou dienen” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9.
De Constitutie 2e Vaticaans Concilie - Constitutie
Lumen Gentium
Over de Kerk
(21 november 1964) vat reeds in de allereerste regels deze leer op bewonderenswaardige wijze samen waar zij schrijft: “In Christus is de Kerk als het ware het sacrament, dat wil zeggen het teken en het instrument, van de innige vereniging met God en van de eenheid van heel het menselijk geslacht” 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 1.
De realiteit van de Kerkgemeenschap is dus een wezenlijk deel van de centrale inhoud van het “mysterie” of van God heilsplan voor de mensheid; zij vormt zelfs deze inhoud. Daarom kan de kerkelijke gemeenschap niet adequaat verklaard worden als men haar alleen maar ziet als een eenvoudig sociologische en psychologische werkelijkheid. De Kerkgemeenschap is het “nieuwe” volk, het “messiaanse” volk. “Het hoofd van dit messiaanse volk is Christus (...). Zijn levensvorm is de waardigheid en de vrijheid van de kinderen van God (...). Zijn wet is het nieuwe gebod om te beminnen zoals Christus zelf ons heeft liefgehad (...). Zijn einddoel (...) is het koninkrijk van God (...)" 2e Vaticaans Concilie, Constitutie, Over de Kerk, Lumen Gentium (21 nov 1964), 9. De banden die de leden van het nieuwe volk met Christus en met elkaar verbinden zijn niet de banden van het “vlees” en het “bloed” , maar die van de geest, om nauwkeurig te zijn die van de Heilige Geest, die alle gedoopten ontvangen Vgl. Joël 3, 1.
De Geest die van eeuwigheid af de ene en onverdeelde Drievuldigheid samenbindt, de Geest die in “de volheid van de tijd” (Gal. 4, 4) het menselijke vlees onafscheidelijk verenigt met Gods Zoon, is inderdaad dezelfde Geest die in de loop van de christelijke generaties de ononderbroken en onuitputtelijke bron is van de gemeenschap in en van de Kerk.