Paus Leo X - 15 juni 1520
Aan niemand zijn zijn zonden vergeven, als hij niet gelooft dat het hem vergeven wordt bij de vergeving door de priester; veel eerder zou de zonde blijven, als hij niet zou geloven dat die vergeven is: want vergeving van de zonde en de schenking van genade volstaat niet, maar men moet ook geloven dat die vergeven is. Vgl. Martin Luther, Resolutiones disputationum de indulgentiarum virtute (1518). Conclusio VII, D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 543 14f, 22-24
Groot is de fout van hen, die de Sacramenten van de Eucharistie naderen in dit vertrouwen dat ze gebiecht hebben, dat ze zich van geen enkele doodzonde bewust zijn, dat ze hun gebeden en voorbereidingen vooruit gezonden hebben: al diegenen drinken en eten voor zich het oordeel. Maar als zij geloven en vertrouwen dat ze daar genade zullen verkrijgen, maakt alleen dit vertrouwen hen rein en waardig. Vgl. Martin Luther, Instructio pro confessione peccatorum (1519). D. Martin Luthers Werke (Weimar 1883ff): 1, 264 9-15