
Paus Franciscus - 19 maart 2018
Het zou echter kunnen gebeuren dat wij in het gebed zelf het vermijden de confrontatie aan te gaan met de vrijheid van de Geest, die werkzaam is, zoals Hij wil. Men dient eraan te denken dat de biddende onderscheiding vereist dat men uitgaat van een bereidheid tot luisteren: naar de Heer, naar de anderen, naar de werkelijkheid zelf die ons steeds op een nieuwe wijze bevraagt. Alleen wie bereid is te luisteren, heeft de vrijheid om af te zien van zijn eigen gedeeltelijke en ontoereikende standpunt, de eigen gewoonten, de eigen schema’s. Zo is hij werkelijk bereid een oproep te aanvaarden die zijn zekerheden doorbreekt, en hem tot een beter leven brengt, omdat het niet voldoende is dat alles goed gaat, dat alles rustig is. Het kan zijn dat God ons iets meer aanbiedt en wij in onze luie verstrooidheid het niet herkennen.
Deze houding van luisteren houdt natuurlijk gehoorzaamheid in aan het Evangelie als laatste criterium, maar ook aan het leergezag dat het bewaakt, door te trachten in de schat van de Kerk te vinden wat het vruchtbaarst kan zijn voor het heden van het heil. Het gaat er niet om recepten toe te passen of het verleden te herhalen, daar dezelfde oplossingen niet in alle omstandigheden geldig zijn en hetgeen in een context nuttig was, het in een andere niet kan zijn. De onderscheiding van de geesten bevrijdt ons van rigiditeit, die geen ruimte heeft ten overstaan van het eeuwige heden van de Verrezene. Alleen de Geest weet in de duisterste diepten van de werkelijkheid door te dringen en rekening te houden met alle nuances ervan, opdat de nieuwheid van het Evangelie met een ander licht naar boven kan komen.