
Paus Franciscus - 19 maart 2018
Wij zullen het bestaan van de duivel niet erkennen, als wij erin volharden alleen met empirische criteria en zonder bovennatuurlijk perspectief naar het leven te kijken. Juist de overtuiging, dat deze boosaardige macht midden onder ons is, is wat het ons mogelijk maakt het ons mogelijk te begrijpen waarom het kwaad soms zoveel vernietigende kracht heeft. Weliswaar hadden de Bijbelse auteurs een beperkt begrippenapparaat om sommige werkelijkheden uit te drukken en kon men ten tijde van Jezus bijvoorbeeld epilepsie met bezeten zijn door de duivel verwarren. Dat moet ons er echter niet toe brengen de werkelijkheid te zeer te vereenvoudigen door te stellen dat alle gevallen die in de Evangelies worden verteld, psychische ziekten waren en de duivel uiteindelijk niet bestaat en niet werkzaam is. Zijn aanwezigheid staat op de eerste bladzijde van de Schrift, die eindigt met de overwinning van God op de duivel. Vgl. Paus Franciscus, Dagelijkse overweging, Hoe de strategie van de duivel te omzeilen (11 okt 2013) Toen Jezus ons het Onze Vader heeft geleerd, heeft Hij in feite gewild dat wij eindigen met aan de Vader te vragen dat Hij ons bevrijdt van de Boze. De uitdrukking die daar wordt gebruikt, verwijst niet naar het kwaad in abstracte zin en de precieze vertaling is “de Boze”. Het duidt een persoonlijk wezen aan dat ons kwelt. Jezus heeft ons geleerd iedere dag om deze bevrijding te vragen, opdat zijn macht ons niet beheerst.
Laten wij dus niet denken dat het een mythe is, een voorstelling, een symbool, een figuur of een idee. Vgl. H. Paus Paulus VI, Audiëntie, 'Verlos ons van het kwade' - Tractaat over de duivel (15 nov 1972), 2-3. “Een van de grootste behoeften is de bescherming tegen het kwaad dat wij de Duivel noemen. (...) Het kwaad is niet meer alleen een gebrek, maar een werkende kracht, een levend geestelijk wezen, dat verdorven is en ten verderve leidt. Een verschrikkelijke werkelijkheid. Mysterieus en angstwekkend. Wie weigert te erkennen dat deze werkelijkheid bestaat, of wie er een op zichzelf staand beginsel van maakt, dat, zoals elk schepsel, van God afkomstig is, of het verklaart als een pseudo-werkelijkheid, een begripsmatige en denkbeeldige verpersoonlijking van de onbekende oorzaken van ons onheil, wijkt af van het Bijbels en kerkelijk onderricht.” Dat bedrog brengt ons ertoe de waakzaamheid te verminderen, nalatig te worden en ons meer aan gevaren bloot te stellen. De duivel heeft er geen behoefte aan om ons te bezitten. Hij vergiftigt ons met haat, met droefenis, met afgunst, met ondeugden. En terwijl wij onze afweer laten verslappen, profiteert hij ervan om ons leven, onze gezinnen en onze gemeenschappen te verwoesten, omdat “hij rondzwerft als een brullende leeuw, op zoek naar een prooi om te verslinden” (1 Pt. 5, 8).