Paus Franciscus - 19 maart 2018
Helaas brengen de ideologieën ons tot schadelijke fouten. Enerzijds die van de Christenen die deze eisen van het Evangelie scheiden van een persoonlijke relatie met de Heer, de innerlijke eenwording met Hem, de genade. Zo verandert het Christendom in een soort NGO en wordt het beroofd van de lichtende spiritualiteit die de heilige Franciscus van Assisi, de heilige Vincentius a Paulo, de heilige Teresa van Calcutta en vele anderen zo goed hebben beleefd en hebben laten zien. Bij deze heiligen verminderden noch het gebed, noch de liefde tot God, noch de lectuur van het Evangelie de hartstocht en de doeltreffendheid van hun toewijding aan de naaste, integendeel zelfs.
Schadelijk en ideologisch is ook de fout van al degenen die de maatschappelijke inzet van anderen wantrouwen, omdat zij deze als iets oppervlakkigs, werelds, geseculariseerds, communistisch of populistisch beschouwen. Of ze relativeren deze, als waren er andere belangrijkere dingen of betrof deze alleen maar een bepaalde ethiek of een reden die zij verdedigen. De verdediging van een onschuldige die nog niet is geboren, moet bijvoorbeeld duidelijk, vastberaden en hartstochtelijk zijn, omdat daar de waardigheid van het menselijk leven, dat altijd heilig is, op het spel staat, en dit de liefde voor iedere persoon onafhankelijk van zijn ontwikkelingsfase vereist. Maar even heilig is het leven van de armen die al geboren zijn, die worstelen in ellende, verlatenheid, uitsluiting, mensenhandel, verborgen euthanasie op zieken en ouderen die zonder zorg zijn, in nieuwe vormen van slavernij en in iedere vorm van dumpen. Latijns-Amerika (CELAM), Aparecida, 13-31 mei 2007, Slotdocument Vijfde Conferentie van het Latijns-Amerikaanse Episcopaat en de Caraïbische Eilanden (29 juni 2007), 388.464. 5de Algemene Conferentie van het Episcopaat van Latijns-Amerika en de Caraïeben heeft overeenkomstig het constante van de Kerk geleerd dat het menselijk wezen “altijd heilig is vanaf zijn conceptie, in alle fases van zijn bestaan, tot aan zijn natuurlijke dood en na de dood” en dat zijn leven moet worden beschermd “vanaf de conceptie, in al zijn fases, tot aan de natuurlijke dood” Wij kunnen onszelf geen ideaal van heiligheid voorhouden dat de ongerechtigheid in deze wereld negeert; waar sommigen feestvieren, vrolijk uitgeven en hun leven beperken tot de nieuwigheden op het gebied van consumptie, terwijl anderen alleen maar van buitenaf toekijken en intussen hun leven voorbijgaat en ellendig eindigt.
Dikwijls hoort men zeggen dat ten opzichte van het relativisme en de beperkingen van de huidige wereld bijvoorbeeld de situatie van de migranten een marginaal thema zou zijn. Sommige Katholieken stellen dat het een secundair thema is ten opzichte van de “serieuze” thema’s van de bio-ethiek. Dat een om zijn succes bezorgde politicus dergelijke dingen zegt, kan men nog begrijpen, maar niet een Christen, bij wie alleen maar een houding past van in de schoenen te gaan staan van de broeder of zuster die het leven riskeert om de kinderen een toekomst te geven. Kunnen wij erkennen dat dit juist hetgeen is dat Jezus van ons vraagt, wanneer Hij tegen ons zegt dat wij Hemzelf opnemen in iedere vreemdeling? Vgl. Mt. 25, 35 De heilige Benedictus had dit onvoorwaardelijk geaccepteerd en ook al zou dit het leven van de monniken
“ingewikkelder maken”,
hij bepaalde dat alle gasten die zich bij het klooster meldden, ontvangen zouden worden
“als Christus”, H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum. 53, 1: PL 66, 749
door dit zelfs met gebaren van verering tot uitdrukking te brengen, H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum. 53, 7: PL 66, 750 en dat de arme pelgrims
“met de grootste zorg en ijver”
zouden worden behandeld. Vgl. H. Benedictus van Nursia, Regel voor monniken, Regula monasticorum. 53, 15: PL 66, 751
Iets dergelijks wordt ook door het Oude Testament voorgehouden, wanneer het zegt: “Gij moet een vreemdeling niet slecht behandelen” (Ex. 22, 20). “Vreemdelingen die bij u wonen hebben dezelfde rechten als een geboren Israëliet, want gij zijt zelf vreemdelingen geweest in Egypte” (Lev. 19, 34). Daarom gaat het niet om de uitvinding van een paus of een voorbijgaand delirium. Ook wij zijn in de huidige context geroepen de weg van de geestelijke verlichting te beleven die ons de profeet Jesaja liet zien, toen hij zich afvroeg wat God welgevallig is: “Is vasten niet dit: uw brood delen met wie honger heeft; arme zwervers opnemen in uw huis; een naakte kleden die gij ziet en u niet onttrekken aan de zorg voor uw broeder? Dan breekt uw licht als de dageraad door” (Jes. 58, 7-8).