
Paus Franciscus - 19 maart 2018
Wanneer ik iemand ontmoet die bij nacht en ontij buiten slaapt, kan ik het gevoel hebben dat deze arme drommel iets onverwachts is dat mij hindert, een luie delinquent, een hindernis op mijn weg, een lastige angel voor mijn geweten, een probleem dat de politici moeten oplossen en misschien ook vuilnis dat de publieke ruimte bevuilt. Of ik kan reageren, uitgaande van het geloof en de naastenliefde en in hem een menselijk wezen erkennen met dezelfde waardigheid als ik, een door de Vader oneindig bemind schepsel, een beeld van God, een door Christus verloste broeder of zuster. Dat is Christen zijn! Of kan men misschien de heiligheid verstaan, afziende van deze levende erkenning van de waardigheid van ieder menselijk wezen? Vgl. Lc. 10, 30-37. Denken wij aan de reactie van de barmhartige Samaritaan ten opzichte van de man die de rovers halfdood hadden achtergelaten aan de rand van de weg.