25 november 1551
in de Katholieke Kerk is de Biecht geen werkelijk en eigenlijk sacrament, door Christus onze Heer ingesteld voor de gelovigen, om zo dikwijls als zij, na het Doopsel, in zonden zijn vervallen, zich met God te verzoenen,
hij zij verdoemd.
de Doop is zelf het sacrament van de Biecht, alsof deze twee sacramenten niet zijn onderscheiden en dat daarom Biecht ten onrechte de "tweede reddingsplank na schipbreuk" wordt genoemd Tegen J. Calvijn: vgl. Institutio religionis christianae (1539) 19, nr. 17,
hij zij verdoemd. Vgl. Concilie van Trente, 6e Zitting - Decreet over de rechtvaardiging, Sessio VI - Decretum de iustificatione (13 jan 1547), 22
deze woorden van de Heer en Verlosser:
"ontvangt de Heilige Geest, wier zonden gij vergeeft, hun zijn ze vergeven en welke gij niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven" (Joh. 20, 22)
moeten in het sacrament van de Biecht, niet begrepen worden, als volmacht om zonden te vergeven en om niet te vergeven, zoals door de Katholieke Kerk vanaf het begin altijd begrepen is, maar ze veelmeer verdraaid - tegen de instelling van dit sacrament - vanuit de volmacht om het Evangelie te prediken,
hij zij verdoemd.
welke de drie onderdelen van de Biecht worden genoemd, of als iemand zegt: er zijn maar twee onderdelen van de Biecht, te weten,
waarmee men gelooft, dat hem door Christus de zonden vergeven zijn, hij zij verdoemd.
het berouw, wat voorbereid wordt door onderzoek, verzameling en afschuw van zonden, waarin iemand zijn jaar in bitterheid zijn ziel overdenkt Vgl. Jes. 38, 15 , door beoordeling van de zwaarte van zijn zonden, de hoeveelheid (getal), de lelijkheid, het verlies van de eeuwige gelukzaligheid en het oplopen van de eeuwige verdoemenis, verbonden met een verbetering van levenswijze, niet een echte en nuttig pijn (dolorem) is, noch is voorbereid door de genade, maar dat het de mens maakt tot een hypocriet en noch meer tot zondaar, en tenslotte dat het berouw een afgedwongen en niet vrije en gewilde pijn is,
hij zij verdoemd. Vgl. Paus Leo X, Bul, Over de dwalingen van Martin Luther, Exsurge Domine (15 juni 1520), 76. DS 1456
hij zij verdoemd.
hij zij verdoemd. vgl. Leerstellig deel van dit document <a href="content.php?id=260" target="content">Hoofdstuk 5, Over de belijdenis</a>
hij zij verdoemd.
hij zij verdoemd. Vgl. Paus Leo X, Bul, Over de dwalingen van Martin Luther, Exsurge Domine (15 juni 1520), 12
of niet alleen de priester is de bedienaar van de vrijspraak, maar aan alle en iedere christengelovige zou gezegd zijn:
"Al wat gij op aarde bindt, is gebonden in de hemel, en al wat gij ontbindt, zal ook in de hemel ontbonden zijn" (Mt. 18, 18)
en
"van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven, en al wie gij niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven." (Joh. 20, 23)
zodat ieder willekeurige vgl. M. Luther, Grund und Ursach aller Artikel D. Martin Luther (Weimarer Ausg. 7, 380-385); De captivitate Babylonica Ecclesiae: De sacramento paenitentiae (Weimarer Ausg. 6, 547) uit kracht van deze woorden van zonden zou kunnen vrijspreken: van publieke zonden door terechtwijzing, als de terechtgewezene toegeeft, van geheime zonden door een vrijwillige belijdenis, hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
aan de bisschoppen komt het recht niet toe, zich zaken te reserveren, behalve met betrekking tot de uiterlijke staatsregeling, en daarom verhindert deze reservering niet, dat een priester werkelijk van gereserveerde zonden vrijspreekt,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
gelijk met de totale schuld wordt door God altijd de gehele straf vergeven en is er geen andere genoegdoening voor de biechteling dan het geloof, waarmee hij aanneemt dat Christus voor hem genoegdoening heeft gebracht,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
voor de zonden - wat betreft de tijdelijke straf - wordt aan God geenszins op grond van de verdienste van Christus genoegdoening gegeven door de opgelegde en geduldig ondergane straffen of die door een priester opgelegd zijn, maar ook niet door die men vrijwillig op zich neemt, zoals vasten, aalmoezen geven, of andere werken van godsvrucht en dat derhalve de beste boete een nieuw leven is,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de genoegdoening, waarmee de biechteling door Christus Jezus, de zonden afkoopt, is geen verering (cultus) van God, maar een overlevering van mensen, die de leer over de genade en de ware verering van God en de weldaad van de dood van Christus verdonkeremaand,
hij zij verdoemd.
Als iemand zegt:
de sleutels van de Kerk zijn haar alleen maar gegeven om te ontbinden en niet om te binden en daarom handelen de priesters, als zij aan de biechtelingen straffen opleggen tegen het doel (finem) van de sleutel(-macht) en tegen de instelling van Christus; en het is een verzinsel, dat na opheffing van de eeuwige straf, door de kracht van de sleutel(-macht) meestal nog tijdelijke straf overblijft om uit te boeten,
hij zij verdoemd.