25 november 1551
het berouw, wat voorbereid wordt door onderzoek, verzameling en afschuw van zonden, waarin iemand zijn jaar in bitterheid zijn ziel overdenkt Vgl. Jes. 38, 15 , door beoordeling van de zwaarte van zijn zonden, de hoeveelheid (getal), de lelijkheid, het verlies van de eeuwige gelukzaligheid en het oplopen van de eeuwige verdoemenis, verbonden met een verbetering van levenswijze, niet een echte en nuttig pijn (dolorem) is, noch is voorbereid door de genade, maar dat het de mens maakt tot een hypocriet en noch meer tot zondaar, en tenslotte dat het berouw een afgedwongen en niet vrije en gewilde pijn is,
hij zij verdoemd. Vgl. Paus Leo X, Bul, Over de dwalingen van Martin Luther, Exsurge Domine (15 juni 1520), 76. DS 1456