
Paus Franciscus - 29 januari 2018
Ik zou vandaag met u willen nadenken over een belangrijk aspect van uw rechterlijke dienst, namelijk het centraal karakter van het geweten, zowel uw persoonlijk geweten als dat van de mensen wiens zaak u behandelt. Uw activiteit uit zich namelijk als een ambt dat vrede wil brengen in de gewetens en het vraagt ook gewetensvol beoefend te worden, wat goed uitgedrukt wordt in de formulering waarmee u de eed aflegt, ad consulendum conscientiae, of ut consulatur conscientiae.
In het geval van het ongeldig of geldig verklaren van een huwelijk, bent u in zekere zin, specialisten in het geweten van de christengelovigen. U wordt geroepen, onophoudelijk Gods bijstand in te roepen om de zware taak die u door de Kerk wordt toevertrouwd, met nederigheid en matigheid uit te oefenen en zo de band tot uiting te brengen tussen de morele zekerheid, die een rechter ex actis et probatis moet bereiken, en het domein van zijn geweten, dat alleen gekend wordt door de Heilige Geest, door wie Hij wordt bijgestaan. Dank zij het licht van de Geest wordt het u namelijk gegeven het heilig domein van het geweten van de gelovigen te betreden. Het is van betekenis, dat het oude gebed Adsumus, dat bij de aanvang van iedere zitting van het Tweede Vaticaans Concilie voorgelezen werd, zo dikwijls op uw Rechtbank wordt gebeden.