11 oktober 1551
Op de eerste plaats leert de heilige Synode en verklaard zij openlijk en in alle eenvoud: dat in het zegenrijke sacrament van de heilige Eucharistie, na de consecratie van brood en wijn, onze Heer Jezus Christus, waarlijk God, en waarlijk mens, werkelijk (realiter) en wezenlijk (substantialiter) Canon 1 onder de gedaanten (sub specie) van deze zintuigelijke dingen bevat wordt (contineri).
Het is niet tegenstrijdig dat onze Verlosser zelf, volgens de wijze van zijn natuurlijk bestaan, dat Hij altijd in de hemel aan de rechter zijde van de Vader zit, en dat Hij desalniettemin in zijn wezen (sua substantia) op sacramentele wijze bij ons op vele andere plaatsen aanwezig is, op een zijnswijze, die wij nauwelijks met woorden kunnen uitdrukken. Dit is mogelijk, omdat Hij God is Vgl. Mt. 19, 26 Vgl. Lc. 18, 27 , en dit kunnen wij, denkend, verlicht door het geloof, verwerven en moeten wij met standvastigheid geloven.
Zo hebben immer al onze voorvaderen, zoveel als er maar in de ware Kerk van Christus zijn geweest, die over dit allerheiligste sacrament hebben gediscuteerd, op klare wijze beleden.
Dat onze Verlosser dit zo bewonderenswaardig sacrament bij het laatste avondmaal heeft ingesteld, als Hij na de zegening van brood en wijn, met klare en duidelijk woorden betuigd heeft, dat Hij hen Zijn eigen Lichaam en Zijn eigen Bloed heeft aangeboden. Zoals ook de woorden van de heilige Evangelisten in herinnering brengen Vgl. Mt. 26, 26-29 Vgl. Mc. 14, 22-25 Vgl. Lc. 22, 19v en later herhaald is door de heilige Paulus (1 Kor. 11, 24v).
Wegens haar eigen en duidelijke betekenis, die zij in zich draagt, volgens welke ook de vaders hebben begrepen, is het inderdaad op indringende wijze afschuwelijk, dat door verschillende weerspannige en boosaardige mensen, met verzonnen en denkbeeldige manieren van spreken, welke de waarheid aangaande het Vlees en Bloed van Christus ontkennen, de algemene opvattingen van de Kerk wordt verdraaid.
De Kerk, "pijler en grondslag van de waarheid" (1 Tim. 3, 15) heeft deze, door slechte mensen uitgedachte verzinselen als ware het satanisch, verafschuwd, en de voortreffelijke weldaad van Christus, altijd met een dankbare en gedenkwaardige geest erkend.