PERFECTAE CARITATISOver de vernieuwing en aanpassing van het religieuze leven
(Soort document: 2e Vaticaans Concilie - Decreet)
28 oktober 1965
PARAGRAAF 2 - Algemene beginselen voor aanpassing en vernieuwing
De aanpassing en vernieuwing van het religieuze leven omvat van de ene kant een voortdurend teruggrijpen op de bronnen van alle christelijk leven en op de oorspronkelijke inspiratie van de diverse instellingen, en van de andere kant de aanpassing van deze instituten aan de veranderde tijdsomstandigheden. Deze vernieuwing moet, onder de stuwing van de Heilige Geest en de leiding van de Kerk, worden doorgevoerd aan de hand van de volgende beginselen:
- Omdat de fundamentele norm van het religieuze leven is: het volgen van Christus overeenkomstig de leer van het Evangelie, moeten alle instituten dit als hun hoogste regel beschouwen.
- Het welzijn van de Kerk vraagt, dat de verschillende instituten hun eigen karakter en hun eigen functie hebben. Daarom moet men zich een juist idee vormen van de geest en de eigen doelstellingen van de stichters en ook van de gezonde tradities, en aan dit alles trouw vasthouden, want hierin is het erfgoed gelegen van elk instituut.
- Alle instituten moeten deelnemen aan het leven van de Kerk en zich, overeenkomstig hun eigen karakter, de initiatieven en doelstellingen van de Kerk eigen maken en deze naar vermogen bevorderen, zoals op het gebied van Bijbel, Liturgie, Dogmatiek, Pastoraal, Oecumene, Missie en Sociale actie.
- De verschillende instituten moeten ervoor zorgen, dat hun leden voldoende op de hoogte zijn van het moderne leven en van de noden van de Kerk, om zo de situatie van de wereld in onze tijd verstandig te kunnen beoordelen in het licht van het geloof, en met apostolische ijver de mensen doeltreffender te kunnen helpen.
- Omdat het religieuze leven vóór alles gericht is op het volgen van Christus door de kloosterlingen en op hun vereniging met God door de beoefening van de evangelische raden, dient men wel voor ogen te houden, dat ook de beste aanpassing aan de eisen van onze tijd zonder resultaat zal blijven, als ze niet geinspireerd wordt door een geestelijke vernieuwing. Aan deze moet men ook bij de ontwikkeling van de uiterlijke activiteiten steeds de allereerste plaats toekennen.

© 1965, Ecclesia Docens 0723, uitg. Gooi & Sticht, Hilversum