28 oktober 1965
De kuisheid "om wille van het Rijk der hemelen" (Mt. 19, 12), waartoe de religieuzen zich verplichten, moet beschouwd worden als een buitengewoon grote genadegave. Ze maakt op bijzondere wijze het hart van de mens vrij Vgl. 1 Kor. 7, 32-35 , zodat het meer vervuld kan worden van liefde voor God en voor alle mensen, en daardoor is ze een bijzonder teken van hemelse gunsten en een uitstekend middel voor de religieuzen om zich blijmoedig te wijden aan de dienst van God en aan werken van apostolaat. Zo maken zij voor alle gelovigen iets zichtbaar van die wonderbare vereniging, welke door God in het leven is geroepen en die volledig openbaar zal worden in de toekomstige wereld, de vereniging, waardoor Christus de enige bruidegom is van de Kerk.
Willen echter de religieuzen de verplichting van hun professie trouw nakomen, dan moeten zij geloven aan de woorden van de Heer en, vertrouwend op Gods hulp, zich versterven en hun zinnen bewaken, zonder te steunen op eigen krachten. Ook mogen zij de natuurlijke middelen voor een psychische en lichamelijke gezondheid niet verwaarlozen. Dan zullen zij zich niet van de wijs laten brengen door valse theorieën, die de volmaakte onthouding voorstellen als iets onmogelijks of als schadelijk voor de ontplooiing van de mens, en zullen zij als door een geestelijk instinct alles vermijden, wat de kuisheid in gevaar kan brengen. Laten bovendien allen, vooral de oversten, er aan denken, dat de kuisheid gemakkelijker bewaard blijft, wanneer er onder de leden in het gemeenschappelijk leven een echte broederlijke liefde heerst.
Omdat de beoefening van de volmaakte onthouding de diepste neigingen van de menselijke natuur raakt, mogen de kandidaten slechts tot afleggen van de gelofte van kuisheid overgaan en hiertoe slechts worden toegelaten na een werkelijk afdoend onderzoek en met de nodige psychologische en affectieve rijpheid. Zij moeten niet alleen gewezen worden op de gevaren voor de kuisheid, maar zij dienen tevens zo gevormd te worden, dat zij het aan God gewijde celibaat aanvaarden ook met het oog op een goede ontwikkeling van hun gehele persoonlijkheid.