Angelo Kard. Amato s.d.b. - 8 december 2017
§ 1. Wanneer het gaat om de verplaatsing van de stoffelijke resten van een Dienaar Gods of van een Eerbiedwaardige binnen de grenzen van hetzelfde bisdom of eparchie, dient de urn te zijn gesloten en gebonden met linten die zijn vastgezet met het zegel van de Bisschop, en zonder enige plechtigheid te worden geplaatst op dezelfde plek of op de nieuwe plek van bijzetting, waarbij elk teken van onwettige verering dient te worden vermeden, volgens de Decreten van Urbanus VIII betreffende niet-verering. Het volgende is bijvoorbeeld verboden: bijzetting onder een altaar; beelden van de Dienaar Gods of van de Eerbiedwaardige met stralen van licht of aureool; tentoonstelling op een altaar; ex voto giften bij het graf of beelden van de Dienaar Gods of van de Eerbiedwaardige; etc.
§ 2. Indien het de relieken van een Zalige of Heilige betreft, zijn mogelijke tekenen van openbare verering geoorloofd op grond van liturgische normen die op dat moment van kracht zijn.