Angelo Kard. Amato s.d.b. - 8 december 2017
§ 1. Voordat enige handeling met betrekking tot relieken of stoffelijke resten wordt ondernomen, moet alles wat is voorgeschreven door de plaatselijke burgerlijk wetgeving in acht worden genomen en de toestemming van de erfgenaam moet zijn verkregen, conform dergelijke wetgeving.
§ 2. Voorafgaand aan de Zaligverklaring van een Eerbiedwaardige Dienaar van God, moet de erfgenaam worden uitgenodigd door de bevoegde Bisschop om de stoffelijke resten aan de Kerk te doneren middels een juridisch instrument dat erkend wordt door het burgerlijk en kerkelijk gezag, zodat hun behoud gewaarborgd kan worden.
§ 1. De bevoegde Bisschop dient het schriftelijk verzoek, waarmee hij toestemming vraagt van het Dicasterie voor de procedures die hij van plan is uit te voeren, in bij de Prefect van de Congregatie voor de Zalig- en Heiligverklaringen.
§ 2. In dit verzoek dient de Bisschop de precieze locatie aan te geven waar de relieken of stoffelijke resten worden bewaard (stad, naam van de kerk, kapel, openbare of particuliere begraafplaats, enz.) en te bevestigen dat aan het voorschrift van Art. 2, § 1 van de voorliggende Instructie reeds daadwerkelijk is voldaan.
§ 1. Indien de relieken of de stoffelijke resten definitief worden overgeplaatst naar een ander bisdom of eparchie, nadat is voldaan aan het voorschrift genoemd in Art. 2 § 1 van de voorliggende Instructie, dient de Bisschop van het bisdom of de eparchie waar de relieken worden bewaard, een lid van de Christengelovigen te benoemen (priester, religieuzen, leek) om als Bewaker-Portier op te treden.
§ 2. De Bewaker-Portier dient de relieken te begeleiden naar hun definitieve bestemming op de plaats die bepaald is door de diocesane Bisschop of Eparch die de relieken of stoffelijke resten in ontvangst zal nemen, handelend op grond van Art. 26 van de onderhavige Instructie.
§ 1. Na al het genoemde in Art. 2 § 1 van de huidige Instructie te hebben vervuld, en na het Decreet van de toestemming van de Congregatie te hebben verkregen, dienen de Bisschop of de Bisschoppelijk gedelegeerde, de Notaris en degenen belast met de technische aspecten van het werk, naar de plaats te gaan waar de relieken worden bewaard.
§ 2. Indien de Bisschop of de Bisschoppelijk gedelegeerde dit opportuun acht mogen andere personen ook aanwezig zijn bij de gebeurtenis.